Homo Criticus Criticus: K.U.T interviewt Patrick Duynslaegher [Knack]

Lees ook: Deel 1: Erik Stockman (Humo) Deel 2: Jan Temmerman (De Morgen) Deel 3: Patrick Duynslaegher (Knack) Deel 4: Harry Kumel Zij die ons de boeken ?Blik op Zeven? en ?1000 Films? cadeau deden toen wij nog maar onwetende snotneuzen waren, zullen nooit terdege beseffen welke impact ze op ons verdere leven hebben gehad. Cinefiel waren wij toen al, en met een grote mond oordelen over wat goed en slecht was, ging ook reeds. Maar het leren verder kijken dan onze neus lang was, het vestigen van de aandacht op de taal van het beeld, het belang van de ontwikkeling van een hoogstpersoonlijke visie op cinema, de ontdekking van filmische schoonheid in diverse facetten,?., het werd allemaal veel gemakkelijker na een paar maanden in bovengenoemde boeken te bladeren. Niet dat wij altijd akkoord waren met de mening van de auteur. Soms verre van. De auteur is uiteraard Patrick Duynslaegher, Vlaanderen?s meest bekende en besproken (door de misnoegden bedacht met de bijnaam ?Puynslaegher?) filmcriticus en sinds drie jaar hoofdredacteur van Focus Knack. Uw K.U.T-redacteurs zijn ongeveer een kwartier te vroeg op de afspraak en dat valt ogenschijnlijk in de smaak. Patrick Duynslaegher schudt ons de hand en begeleidt ons doorheen de hoofdvestiging van Roularta naar een moderne seminariezaal, waar het interview zal plaatsvinden. Als tijdens het gesprek zijn gsm afgaat ?een hoofdredacteur kan die natuurlijk moeilijk afzetten-, antwoordt hij steevast: ?Niet nu. Ik ben in vergadering.? Hoe wordt men Vlaams filmrecensent? Alleszins, hoe bent u het geworden? Welk parcours hebt u afgelegd? P.D.: Oei, dan moeten we ver terug in de tijd. In het algemeen denk ik dat het vaak om een samenloop van omstandigheden gaat. In mijn geval is dat zo en collega?s vertellen dat toch ook. Filmrecensent worden is vaak een zaak van toeval. Van toeval, maar ook van passie voor film. Da?s iets wat ik nu eenmaal had. Maar het is niet omdat je gepassioneerd bent door film dat je filmrecensent wordt. Het is een beroep dat weinig mensen uitoefenen. Zelfs toen het nog niet zo bedreigd was als nu... In Vlaanderen heb je geen honderden filmrecensenten, hè. Nu, concreet voor mij, via mijn vader ?die voor de VRT werkte- kende ik Jo Röpcke, die toen ?Première? presenteerde. Omdat ik bijzonder geïnteresseerd was in film, wou hij mij een plezier doen en nam mij mee naar een persvisie. Toen was ik zestien. Welke film was dat? P.D.: Geen goeie alleszins. Het zal u waarschijnlijk weinig zeggen, ?Le passager de la pluie? van René Clément. Met Charles Bronson. Ik herinner me dat nog goed. Nu, Röpcke had waarschijnlijk ook niet verwacht dat ik maar zou blijven meegaan naar die persvisies, maar dat deed ik wel. Eerst tijdens verlofdagen, maar meer en meer ook al brossend. Toen wist ik nog niet dat ik erover wou schrijven, maar... Nogmaals, als je zestien bent zeg je niet ?Ik wil filmrecensent worden?. Dat ligt zover van je af en het is zo?n onwaarschijnlijk, uniek vak. Ze zijn dun gezaaid? Wat hebt u gestudeerd? P.D.: In het secundair artistiek humaniora, later Plastische Kunsten op Sint-Lukas in Brussel. Ik was artistiek -enfin, pseudo-artistiek- aangelegd. Tekenen, grafiek, schilderen, dat soort dingen. Maar ik was zo gefixeerd op film dat ik eigenlijk mijn studies verwaarloosde. Later ben ik naar het Rits gegaan, maar dat heb ik niet uitgedaan; ik heb zelfs mijn eerste jaar niet beëindigd. Toen ben ik aan Pers- en Communicatiewetenschappen begonnen aan de VUB, maar dat heb ik ook niet uitgedaan. Jo Röpcke begon toen te schrijven voor Knack, dat toen ?in 1972- een beginnend blad was. Hij vroeg me of ik daaraan mee wou werken en is er zelf vrij snel mee opgehouden. Bij Frans Verleyen, de toenmalige hoofdredacteur, heeft Röpcke toen gesuggereerd dat ik ermee verder zou doen. Dat was een unieke kans, en die kreeg ik omdat Knack destijds een nog onbekend blad was. Ik kan me inbeelden, mocht je nu een nieuwe filmjournalist zoeken dan zou men niet een snotneus van negentien nemen van wie men nog nooit heeft gehoord. Ik heb dus geluk gehad en, gecombineerd met mijn passie voor film, geprofiteerd van een samenloop van omstandigheden. De studies die ik heb aangevat, heb ik nooit afgemaakt omdat ik mij helemaal in het vak wou storten. De precieze aanleiding was dat er examens aankwamen op de VUB en ik moest beginnen studeren. Maar er was ook het festival van Cannes, en de keuze was snel gemaakt. Ik kon Cannes én examens niet combineren, zo slim ben ik nu ook weer niet. U bent dus grotendeels autodidact? P.D.: Eigenlijk wel, ja. Maar ik was een bezeten filmfanaat. Ik ging naar alle nieuwe films en parallel met het schrijven van recensies, bezocht ik ontelbare keren het filmmuseum. Op een zeer systematische manier worstelde ik mij in enkele maanden doorheen de hele filmgeschiedenis. Wat op een rare manier mogelijk is, in vergelijking met literatuur of plastische kunst. De grote stromingen in film kan je zien door een paar zomers naar het filmmuseum te gaan. Niet alles in detail, maar dan heb je toch de Russische klassiekers gezien, de Scandinavische film uit de jaren twintig, de Nouvelle Vague , de Free Cinema, de stomme film... Het is te doen, terwijl als je dat met literatuur doet ik niet zou weten waar te beginnen. Vandaar mijn gedachte dat je de hele filmgeschiedenis kan overkoepelen. In beperkte tijd kan je daardoor stappen. Dat klopt niet helemaal natuurlijk: geleidelijk ontdekt men dat er ook een Chinese film bestaat. Dat wist men ook in de jaren zeventig, maar het was een vrij onontgonnen gebied. Het is dus niet zo simpel als ik zeg, maar enfin, toen bestond film ook nog maar vijfenzeventig jaar. En het merendeel van de films van de eerste dertig jaar zijn verloren gegaan. Ik was enorm gebeten door nieuwe films, maar ging dus ook systematisch naar de klassiekers. Toen werden in het filmmuseum op zaterdag en zondag vijf films vertoond. Er waren veel weekends dat ik tien films zag. Als je dat een paar maanden doet, heb je vrij snel veel gezien. U heeft voor verschillende bladen geschreven, maar heeft u ook ooit iets voor televisie gemaakt? P.D.: Heel occasioneel. Ik heb een reeks gedaan op de BRT, introductie van Oscarfilms, ergens begin jaren tachtig. Recenter, een jaar of vier geleden heb ik twee programma?s gedaan voor Canal+. Er waren verschillende teams, Tine Vandenbrande liet verschillende journalisten discussiëren over films. Jan Temmerman deed daar ook aan mee, maar ik werd meestal gekoppeld aan Kurt Vandemaele. Dat waren eigenlijk gewoon fragmenten uit de nieuwe films, waar wij dan liefst een verschillende mening op nahielden. Parallel daarmee stelde ik ook elke week een film voor uit hun archief, niet echt de grote cinefiele film maar toch niet de pure commerciële. Dat waren meestal oudere, een beetje vergeten Amerikaanse films. Televisie- en tijdschrift-recensies vragen ongetwijfeld een andere aanpak. Waarin ligt het verschil? P.D.: Een wezenlijk verschil is dat je op televisie veel minder kwijt kan. De teksten moeten enorm kort zijn. Ik herinner mij dat het mijn neiging was om teksten te maken waarvan men zei: ?Dat kan je op tv niet kwijt.? Als je iets leest, kan je even terug naar een zin, kan je even rusten. Op televisie kan je de mensen niet bombarderen met feiten, dat moet je afleren. Uit de boodschap die je in een artikel kan brengen, moet je een aantal essentiële zaken puren. Televisie werkt niet als je veel info geeft en denkt dat de mensen er wel iets uitpikken. Dan verzuipt de essentie in de overvloed informatie. Met schrijven kan je veel meer kwijt. Als je bijvoorbeeld een moeilijk artikel in het Engels of het Frans leest, begrijp je soms niet alles maar haal je er ergens wel het belangrijke uit. Op televisie blijkt dat zo niet te werken, daar komt het op aan om synthetisch en beknopt te zijn. Is het nu nog wel mogelijk om films kritisch te bespreken op televisie? P.D.: (streng) Aan de manier waarop u de vraag stelt, insinueert u dat het niet zo is. Wel, kijk, het wordt niet gedaan omdat de mensen die televisie maken andere criteria hanteren. Alles is gericht op kijkcijfers. De kar wordt voor het paard gespannen, alles wordt vooraf al in een zekere richting gestuurd. Er worden geen risico?s genomen, men gaat ervan uit dat mensen sowieso niet geïnteresseerd zijn in filmprogramma?s. Hebt u ooit zelf programmavoorstellen ingediend? P.D.: Neen. Ik weet dat sommigen voorstellen hebben ingediend en daarbij ook mijn naam hebben genoemd, maar neen. Blijkbaar is dat een vorm van filminformatie die verloren is gegaan. Da?s niet alleen zo op de Vlaamse zenders, maar overal. Ligt het ook niet aan de macht van de distributeurs, die geen negatieve kritiek dulden? P.D.: Nou, neen... er bestaat uiteraard altijd een natuurlijke en bijna logische spanning tussen de distributeurs en de critici, dat is in andere sectoren ook zo. Wat zij willen, staat haaks op wat de journalist wil. Maar zeggen dat het niet kan omdat de distributeurs ertegen zijn, dat is een beetje een laffe reactie. Distributeurs hebben nooit echt geduld dat op televisie kritiek werd gegeven. Alle mensen die vroeger kritiek gaven op televisie, stonden in gespannen relatie met de distributie. Als recensent heb je dat ook vaak. De kunst is om daarin te manoeuvreren en compromissen te sluiten zonder dat je jezelf verkoopt, zonder dat je je principes of je mening moet opgeven. Maar dat is niet nieuw. Het grote verschil is, dat je op televisie natuurlijk fragmenten nodig hebt. Je schrijft wat je wilt, maar voor beeldfragmenten hang je van hen af. Nu, ik herinner me Barry Norman op de BBC. Hij had een bepaalde film zeer negatief besproken, de distributeur was woedend en wilde geen fragmenten meer leveren. En wat was het resultaat? Aangezien hij geen fragmenten meer kreeg, had hij meer tijd om films van andere distributeurs te bespreken. Zo kwamen ze op den duur zelf terug. Je mag de macht van de media niet onderschatten. Nu, die gespannen relatie, ik denk niet dat dat de reden is waarom die programma?s niet meer worden gemaakt. Het heeft meer te maken met de televisiemakers, die geen visie hebben op het medium film. Het ontbreekt daar aan lef en durf om een goed filmprogramma te maken. Over de macht van de media gesproken, onlangs was er een aflevering van ?Recht van Antwoord? waarin u frontaal werd aangevallen door Jan Bucquoy. Die stelde dat hij totaal genegeerd werd door de Vlaamse filmkritiek. P.D.: Marc Didden zei: ?Als er iets slechter is dan de Vlaamse film, dan is het de Vlaamse filmkritiek?. Dat is een heel vreemde opmerking, want dat is eigenlijk zeggen dat de Vlaamse film sowieso al heel slecht is. Enfin, ik laat die opmerking voor wat ze is. Voor mij is het heel moeilijk om daar iets over te zeggen. Enerzijds heb ik de neiging mijn collega?s te verdedigen, anderzijds... tja, de Vlaamse filmkritiek is zwak. Maar de Vlaamse film is nog zwakker, laat het ons zo zeggen. Wie van uw Vlaamse collega?s leest u zelf graag? P.D.: Niemand, eigenlijk. Ik kijk vooral naar Focus. Voor mij is Jo Smets de beste nieuwe filmrecensent, anders had ik hem ook niet gekozen als mijn opvolger. Hij is iemand die naar mijn gevoel de dingen verenigt die een interessante filmrecensent nodig heeft: kennis van film, passie voor film en een altijd zeer kritische geest. Dat laatste is een element dat vroeger meer aanwezig was en nu langzaamaan verdwijnt. Verder moet je natuurlijk goed kunnen schrijven. Niet dat je Nobelprijzen literatuur moet halen, maar wat je wil zeggen moet goed verwoord zijn, je denken over film moet goed geformuleerd zijn. Belangrijk is dus dat je een visie hebt en dat je die kan verwoorden. Ik lees liever een goed geformuleerde mening die diametraal indruist tegen de mijne, dan een soort fletse bevestiging van wat iedereen weet. Dat ontbreekt schromelijk bij de meeste filmcritici. Niet alleen in Vlaanderen. Ik lees heel veel buitenlandse recensies, en als ik nu bij serieuze mensen -waarin ik toch een half vertrouwen zou hebben- lees dat ?Pirates of the Carribbean? een goeie film is... Je kan zeggen dat filmkritiek een kwestie is van smaak, maar toch zijn er objectieve criteria. Die film is objectief bekeken abominabel slecht geregisseerd. Hoe bewegen mensen in de beeldruimte, hoe vertel je iets, de mise-en-scène van actie, .. Er moet een zekere logica in de opbouw zitten, of desnoods het statement van het ontbreken aan logica. Maar bij ?Pirates? kan je shot na shot analyseren dat het onzin is. Het is niet omdat je als een gek met je camera staat te zwaaien, dat je een film hebt gemaakt. Plots komt die camera naar dat schip gezwaaid en vraag je je af of er nu een arend of één of andere vogel in beeld gaat komen. Dan zit je plots weer op die boot... Die man die dat heeft gemaakt, weet niet wat hij doet. Dat zie je bij ontelbare Amerikaanse films. Let op, natuurlijk, wie de explosieven laat ontploffen weet wat hij doet, de mensen van de special effects ook, maar dat interesseert mij allemaal niet. Mise-en-scène! Daar komt het op aan! Wat doe je als regisseur met de filmische ruimte? Als je recensenten over ?Pirates? ?laten we die als voorbeeld nemen- hoort zeggen dat zij zich goed hebben geamuseerd? Ja, als er een goeie grap inzit is het nog geen goeie film. Dat de eisen zo ongelofelijk laag zijn, ergert mij mateloos. Voor boeken is men veel veeleisender voor men het een goed werk noemt. Dat moet intelligent zijn, goed geschreven. Maar voor film? Film wordt waarschijnlijk nog altijd als een soort kermisattractie beschouwd. Is het dan mogelijk om een paar criteria te isoleren? De stelling van Jan Temmerman luidt: ?Als ik een film opnieuw wil zien, is het een goeie.? P.D.: Jamaar, Jan Temmerman, pffff?. Er zijn films die ik heel goed vind maar die ik helemaal niet opnieuw wil zien. U legt toch duidelijk de nadruk op de visuele aspecten van cinema, op de beeldtaal. Dat blijkt ook uit uw liefde voor De Palma. Films als ?Snake Eyes?, ?The Bonfire of the Vanities?, en ?Femme Fatale? moeten het niet van het scenario hebben. P.D.: Da?s evident, een scenario is sowieso een springplank. Je hebt films die scenario-gedomineerd zijn, maar zelfs die worden gedomineerd door een ijzersterke mise-en-scène. Het scenario en het visuele haken in elkaar. Voor mij moet film een sterke beeldende visie hebben, maar tegelijk houd ik ook van de films van Eric Rohmer. Daar kletsen ze er maar op los, maar ook daar kan je, als je het shot na shot bekijkt, aantonen dat het heel precies is opgebouwd. Niet qua fotografie, want sommige van die prenten zijn op zestien mm gedraaid, maar Rohmer voegt toch een soort eigen intelligentie toe. Mankiewicz (regisseur van o.a. ?Julius Caesar? en ?Cleopatra?) is een heel goed voorbeeld. Daar primeert het woord, maar die woorden worden gevisualiseerd. Een scène bij hem waar twee mensen zitten te praten is visueler dan alle onnozele camerabewegingen in ?Pirates of the Carribbean?. Schrijft Focus Knack naar een zekere doelgroep toe? P.D.: Neen. Je moet wel een beetje de gespecialiseerde termen beperken, om het leesbaar te houden. Theoretisch zou je kunnen zeggen dat je je al dan niet opgewekte enthousiasme moet kunnen overbrengen, dat je gewoon moet verwoorden welke voorkeur of afkeur hebt gevoeld. Let op, niet je gevoelens. Want dat is ook zo?n fout criterium, je hoort soms: ?Ik heb zitten janken dus het was een goeie film?. Onzin. Wenen en lachen zijn Pavlov-reacties. Krijgt u veel reacties op wat u schrijft? P.D.: Niet echt. Af en toe een mailtje. Toen ik zelf veel schreef was de commentaar negatief, nu krijg ik de vraag waarom ik nog zo weinig schrijf. Maar mensen zijn zo, dat loopt nooit synchroon. Vaak ligt het waarde-oordeel van verschillende toonaangevende critici mijlenver uit elkaar. Wat vindt u daarvan? P.D.: Het blijft subjectief, natuurlijk. Ondanks de toch wel aanwezige objectieve criteria? P.D.: De objectieve criteria zijn makkelijker hanteerbaar voor dingen die evident slecht zijn. Voor de rest speelt smaak natuurlijk een grote rol. Trouwens, de objectieve criteria zijn ook weer individueel aanpasbaar, je kan daar moeilijk een exacte wetenschap van maken. Maar de grote verschillen in mening hebben vooral te maken met een andere opvatting over film. Heeft u zelf grote voorbeelden? P.D.: Pauline Kael van ?The New Yorker? vind ik absolute top. Zij hechtte naar mijn gevoel wel wat overdreven veel waarde aan acteurs, maar kon adembenemend beschrijven wat hun werk nu precies goed maakt, de fysiek van mensen, de bewegingen. Wat maakt een acteur cinematografisch? Zij kon films goed vinden omdat ze pakweg Steve Martin daarin goed vond. Terwijl, als Steve Martin grappig is in een film, maakt dat nog geen goeie film. David Ansen van Newsweek vind ik ook zeer goed. Wat vindt u van Roger Ebert (voorbeeld voor Jan Temmerman en voorbeeld van- hoe-het-niet-moet voor Erik Stockman)? P.D.: Ik vind dat die goed schrijft, hij heeft trouwens een Pulitzerprijs gekregen. Er is een DVD-uitgave van ?Citizen Kane? met commentaar van Peter Bogdanovich en van Roger Ebert. Wat Ebert zegt, is veel interessanter dan wat Bogdanovich zegt, wat op zich niet zo logisch is. Bogdanovich vertelt maar hoe goed hij Orson Welles kende, die wil de ster van die commentaar zijn. Terwijl Ebert daar beeld per beeld toelichting heeft bij wat die film nu zo ongelofelijk maakt. Fantastische film om dat te doen, trouwens. Maar natuurlijk vindt hij ?Citizen Kane? goed, dat vindt iedereen. Nobody?s perfect, maar in zijn schrijven vindt hij de grootste rommel goed. Wat in het pantheon zit, wat je goed moét vinden, dat vindt hij ook goed. De genres die je niet ok mag vinden, vindt hij niet ok... Er zit weinig verrassends in, ik houd nogal van mensen die met iets dwepen wat je niet direct begrijpt, waar je wat verbaasd over kan zijn. Zijn er recensies waar u tot vandaag trots op bent, of niet zo tevreden? P.D.: Neen, neen. Meer van: dat is niet zo goed geformuleerd, dat zou ik moeten herschrijven, dat is een beetje redundant, hier zeg ik twee keer hetzelfde. Ik zou het ook maar vreemd vinden als iemand zijn eigen recensies goed zou vinden. Ik heb meer zoiets van: ik vind het goed dat ik een bepaald soort cinema heb aangeprezen. Het is altijd goed vast te stellen dat wat iedereen nu zegt, jij tien jaar geleden ook al zei. Recensies achteraf niet zo goed vinden, tuurlijk... Maar films zijn zoals wijn: sommigen verouderen beter dan andere. Sommigen worden hopeloos achterhaald, sommigen worden beter. Recensies zijn dus ook gedateerd, die zijn wat jij als individu dacht over dié film op dié bepaalde datum vanuit dié ingesteldheid, met de dingen die je die dag aan je hoofd had. Da?s niet zoals hét gedicht van een topdichter, die zich los kan maken van al die omstandigheden. Daarbij moet je ook de technische evoluties meerekenen... De tijd maakt ook alles beter. Zelfs de meest waardeloze film van het moment wordt over twintig jaar een document van deze tijd, of je het nu wilt of niet. Natuurlijk overstijgen de echt grote films dat tijdsdocument-gevoel wel. Maar als je nu oude films ziet op tv of dvd, krijgen die een dimensie die er vroeger niet was. Neem nu ?Brussels By Night?. Toen was dat een nieuw geluid in de Vlaamse cinema, nu is dat een verouderde film. Mààr, het is wel een document over hoe Brussel er in die tijd uitzag. Het visueel interessante draait ook voor een stuk op de auto?s, de kleding, ... Dat maakt geen goeie film, maar er is wel een stuk realisme. In die zin, dat is wat men toen als realisme aanzag. Zoals je nu niet kan zeggen dat John Ford een racist was, omdat je zijn films in hun tijdsperiode moet zien. P.D.: Natuurlijk. Realisme heeft met perceptie te maken, met hoe wij de wereld zien. En dat wordt vaak bepaald door wat we op televisie zien. Een camera die veel beweegt en slordig registreert, wordt nu als realistisch gezien. Maar waarom is iets dynamischer, slordiger, realistischer dan een studiofilm waarin de camera stilstaat of op rails rijdt? Het is de perceptie die het verschil maakt. In die zin zijn films heel interessant: ze gaan een eigen leven leiden. Wat vindt u dan van de zogenaamde realisme-puristen, zoals de Dogma-filmers? P.D.: Da?s een interessante gimmick, maar het blijft een gimmick. Neem ?Le Fils? van de gebroeders Dardenne: dat is geen Dogma-film. Je kan die dingen dus doen zonder daar dat etiket op te kleven. Jezelf die beperkingen opleggen is commercieel en mediatiek wel goed gezien, maar artistiek?... ?Festen? is een prima film, natuurlijk, maar zo?n geboden zijn een beetje artificieel. Terwijl er weinig goeie films zijn, weinig goeie kunst in het algemeen, die niet vanuit bepaalde beperkingen zijn gemaakt. De grote regisseurs kenmerken zich ook door wat ze niét doen. Truffaut heeft dat beter geformuleerd, die hield van films die een ?partie pris? hebben. Een regisseur zegt bijvoorbeeld: ik gebruik nooit dat soort shot. Nooit opname-tegenopname, zoals Antonioni. Veel regisseurs gaan iets elimineren: kleur, tekst, muziek... De Dogma-jongens zijn heel clever natuurlijk, knap ook hoe ze het als publiciteitsstunt hebben gebruikt. Als je film daardoor beter verkoopt én het is een goeie film, ok. Maar ik relativeer wel de grote originaliteit van de Dogma-films. Wie zijn uw favoriete cineasten? P.D.: Hitchcock is absolute top. Maar er zijn er heel veel, minstens dertig, veertig. Kubrick ook, ?2001: A Space Odyssey? is mijn all-time favoriete film. Algemeen houd ik enorm van de Hollywood-film van midden jaren dertig tot eind jaren vijftig. Binnen die filmstijl was dat een hoogtepunt, dan was er een soort ?genius of the system?. Let op, het is niet met de instorting van het studiosysteem dat de Hollywoodfilm in elkaar is gestort. Films hebben daar nog twintig jaar van geprofiteerd, de neergang kwam pas later. U bent steeds ook wel erg consequent in uw lof voor De Palma. Vaak wordt dat op onbegrip onthaald, met ?Mission to Mars? als voorbeeld bij uitstek. P.D.: (lichtjes geamuseerd) Daar zal de geschiedenis me gelijk geven. Dat voel je nu al, zijn films worden veel meer gewaardeerd dan vroeger. Dat is gewoon omdat het puur cinematografische blijft bovendrijven. Niemand die binnen twintig jaar ?Ghandi? of ?Out of Africa? nog een interessante film vindt. Maar films van regisseurs die met filmtaal bezig zijn, die blijven. In de schilderkunst is dat toch ook zo? Waarom zijn de appels van Cézanne geniaal en de peren van de meeste zondagsschilders totaal interessant? Alles zit in de manier waarop je de appels en peren bekijkt. Jammer genoeg wordt dat soort aspecten nu verwaarloosd. Nu wordt altijd maar gefocust op het verhaaltje, het scenario. Dan hoor je: ??Gangs of New York? heeft toch maar een zwak scenario?. Maar die prent explodeert voor mijn ogen! Terwijl Diaz of Di Caprio ons geen moment kunnen boeien? P.D.: Jamaar, een scenario is een springplank, een trampoline waarmee je iets doet. Je hebt films waarbij de funderingen ?natuurlijk steunt elke film op het scenario- beter zichtbaar zijn dan andere. Net zoals bij gebouwen. In filmkritiek staart men zich blind op het verhaaltje, het scenario. Maar als die toch zo belangrijk zijn, waarom zou je dan nog een film maken? Breng dan gewoon het scenario uit. Hoe moeilijk is het om niet volledig op te gaan in persoonlijke stokpaardjes? We hebben het daarnet al over De Palma gehad, maar omgekeerd kunnen bijvoorbeeld Meryl Streep of Woody Allen weinig goeds doen in uw ogen. P.D.: Dat moet je net cultiveren. Je moet standpunten innemen. Ik vind dat je niet gebaat bent met een soort lauwheid, met een visie als zouden er in elke goeie film wel slechte dingen zitten en in elke slechte film wel goeie zaken. Zo van: als je een meesterwerk ziet, moet je toch ook zeggen wat er niet goed aan is. Dat vind ik totaal oninteressant, zo kom je tot iets heel middelmatigs. Je interesse en passie moet altijd naar de extremen gaan. Ik weet ook wel dat Woody Allen af en toe een goeie grap vertelt, ik ben ook niet van gisteren. Maar ik vind dat gewoon slechte cinema. Op uitzondering van ?Zelig? dan? P.D.: En op uitzondering van ?Interiors?. Hij vindt dat zelf niet zo grappig, maar het is een ongelofelijk grappige pastiche op Bergman. Filmcritici wordt vaak verweten mislukte filmmakers te zijn. Hebt u nooit zin gehad om zelf op de regisseursstoel plaats te nemen? P.D.: Ik heb totaal geen behoefte om zelf films te maken. Nooit gehad. Ik heb er het talent ook niet voor. En scenario?s schrijven interesseert mij al helemaal niet. Als ik iets met film zou doen, dan zou het toch eerder iets visueels moeten zijn. Men zegt mij: lees dat scenario eens. Maar dat interesseert mij niet. Ik ben toch in staat om dat scenario schitterend, en de film rotslecht te vinden. Neem nu het scenario van ?Dressed to Kill?? Man achtervolgt vrouw in museum. P.D.: Wel ja, wat is dat nu voor scenario? Maar De Palma maakt daar iets schitterends van. Nu, natuurlijk, ongelofelijke dialogen zijn altijd een surplus. Onlangs hebt u in Focus een A tot Z van de Belgische film gemaakt. Hoe wordt die Belgische film in het buitenland gepercipieerd? P.D.: Als bijv. ?Le Fils? in het buitenland in de zalen komt, dan krijg je wel grote, lovende recensies in ?The New York Times?, hoor. Maar dé Belgische film.. Er is zo weinig dat internationaal doorbreekt, wat betekent dat we nog altijd niet iets als een nationale film hebben. Dat komt er waarschijnlijk ook nooit, je moet realistisch zijn. Indertijd, in het begin jaren zestig, was de Italiaanse cinema één van de meest boeiende. Wat werd daarmee bedoeld? Antonioni, Fellini, Visconti, later Bertolucci en Pasolini. Maar de Belgische film is te klein opdat zo?n nationaal etiket zou inslaan. Nu, er worden in het buitenland wel Belgische filmweken georganiseerd, en dat werkt. Ondanks mijn onterechte reputatie als zou ik niet chauvinistisch zijn, blijf ik door dik en dun beweren dat de Vlaamse film beter is dan de Nederlandse cinema. De Nederlandse cinema is het ergste wat er is. Terwijl zij wel een Verhoeven of een De Bont hebben. P.D.: Als Paul Verhoeven een film maakt in Hollywood, vind ik die om aan te zien. Daar gebruikt hij de sterkte van het systeem. Zijn subversiviteit gedijt ook meer in dat systeem. Als Verhoeven een film maakt in Nederland, kan ik daar met moeite naar kijken. Dat heeft voor mij ook met Nederland te maken, dat vind ik een totaal a-filmisch land. Sommige landen vragen erom verfilmd te worden, terwijl... wat valt er nu te filmen in Nederland? Het is direct zo vulgair. ?Spetters? zou ik wel nog eens opnieuw willen zien. ?Karakter? was ook een goeie film, ?Antonia? dan weer veel te karikaturaal. ?Costa!? heb ik nooit gezien, dat zal er waarschijnlijk niet meer van komen ook. Allez, hoe heet ze ook weer, Monique van de Ven wordt in Nederland als glamour beschouwd. Ja, wat wil je dan? U zegt niks tegen de Vlaamse film te hebben, maar recent werd het Vlaamse filmbeleid van intendant Luckas Vander Taelen in Focus een non-beleid genoemd. Kan u daar wat meer over zeggen? P.D.: De reactie van sommige mensen was dat we dat veel te vroeg hebben uitgebracht, dat we Vander Taelen niet het voordeel van de twijfel hebben gegeven. Terwijl, als Bush zei dat hij Irak ging aanvallen heeft men toch ook niet gewacht om daartegen te protesteren? Als men een beleid voert en naar buiten komt met de krachtlijnen daarvan ?alla, krachtlijnen is hier een verkeerd woord-, dan kan je daar toch kritiek op hebben? Ik moet ?Team Spirit 2? toch niet zien om te weten dat die slecht zal zijn? Ik heb ?Team Spirit? gezien, alsook de eerste aflevering van de serie. Ik moest mij bijna vastbinden aan de sofa, ik vond dat werkelijk hallucinant. En dan is één van de eerste dingen die een nieuwe beleidsmaker doet, daar subsidies aan geven? Dan zeg ik: die man is verkeerd bezig. Daar blijf ik bij, en ik zal zelfs verder gaan. Ik zou iemand verdedigen die een filmbeleid voert door de geringe koek te verdelen onder een aantal nieuwe filmmakers. Ook al maken die allemaal een slechte film, dan nog is dat beleid verdedigbaar want het is niet het beleid dat verantwoordelijk is voor het finale resultaat. Je moet een bepaald soort opties stimuleren en risico?s durven nemen. Liever geld geven aan iemand waarvan je niet weet wat het zal geven, dan aan iemand waarvan je met quasi-zekerheid weet dat het slecht wordt. Het tegenargument van Vander Taelen luidt dat je niet enkel op basis van artistiek-culturele gronden een subsidiebeleid kan voeren. Geen enkele Vlaamse film kan uitkomen zonder staatssteun. P.D.: (volledig gelanceerd) Jamaar, je criteria MOETEN artistiek zijn. Wat is dat voor een redenering: het is populair, dus je moet het steunen? Natuurlijk, ?artistiek?, dat woord ligt heel gevoelig en brengt discussie mee, kan tot misbruik leiden, wat al niet. Ik kan niet zeggen wat artistiek is, maar wel wat niet artistiek is. Zo bijvoorbeeld: ?Team Spirit?. Ik schaar me volledig achter die harde aanpak, en vind dat we daar totaal niet te ver in zijn gegaan. Het verwijt van een non-beleid is gebaseerd op waarmee zij naar buiten komen en op de lijsten die zij zo fier naar de pers sturen: zie, daar geven wij geld aan. Wel jammer dat wij de enigen zijn die daar een standpunt in durven innemen. Maar we krijgen ook geen enkele reactie die dat weerlegt. Vander Taelen zegt het niet met zoveel woorden, maar geeft impliciet toe dat het inhoudelijke in zijn beleid niet belangrijk is. Als het productioneel goed in elkaar zit, dan wordt het gesteund. Maar hoe minder geld je hebt, hoe specifieker je keuzes moeten zijn. Ik vind het nogal pijnlijk hoor, vooral omdat het allemaal met zoveel poeha wordt aangekondigd. Die productie-ateliers, ik weet ook niet wat ze nu allemaal gaan doen. Het interesseert me ook niet zoveel, dat productionele, ik ben geïnteresseerd in films. Of dat nu puur Vlaams is of niet. Als men zegt dat er toch Vlaamse films moeten zijn, dan stel ik mij de vraag: ?Tja, moet dat echt? ?Ik bedoel, mijn leven zal zijn zin niet verliezen als er geen Vlaamse film meer wordt gemaakt. Dat moet je ook durven zeggen. Moet er kost wat kost een Vlaamse film zijn? Neen. Als Belg ben ik vooral trots op onze pralines. Trouwens, nogmaals over dat scenario, daar maakt men echt een fetisj van. Het scenario, het scenario, alles op basis van het scenario. En als Vander Taelen dan zegt: jammer dat niet alle dossiers zo goed ingediend zijn als die van Jan Verheyen. Dan bedoelt hij waarschijnlijk dat alles juist is ingevuld en in de juiste kolommen staat. Daar zijn ze dan mee bezig. Ze hebben zich gewoon vastgepind op de braafste vorm van cinema. Dan begrijp je de irritatie van een Robbe De Hert, die het vernederend vindt hoe ze die scenario?s uitpluizen en schoolmeestertje spelen, hem keer op keer laten terugkeren. Als je nu zou zeggen: er is iemand met een visie, die wil iets doen. Ok. Als je daar dan iemand op zet, maar -sorry hoor, niet die onnozelaars die nu in die commissie zitten,hè- bijvoorbeeld als je bij iemand die iets klassieks wil maken een Hollywood-specialist laat overkomen om de mechaniek van dat scenario wat bij te schaven. Want dat zijn trucjes. Maar iemand die hier in een soort adviescommissie zit en zegt: ?Kom maar terug, we zullen het nog eens herbekijken...? Da?s mensen vernederen. Terwijl, lees eens een scenario van Peter Greenaway. Dat zijn geen scenario?s, dat zijn lijsten. Aftellingen, vergelijkingen , rebussen. Niet dat iedereen nu als Greenaway moet beginnen doen, maar het is toch pijnlijk dat hier in de éénentwintig

 

Pol Van Achter