Homo Criticus Criticus: K.U.T interviewt Jan Temmerman

K.U.T-redacteurs Jan en Pol worden steeds nieuwsgieriger naar de hidden mechanics van de filmkritiek in Vlaanderen. Na het beste tijdschrift dus op naar de beste krant. De Morgen heeft een aparte filmbijlage op dinsdag én in de persoon van Jan Temmerman een recensent die het door zijn gastoptredens in het Canvas-cultuurprogramma ?Voetzoeker? tot bekende kop heeft geschopt, voor de meerwaardezoekers onder u tenminste. Plaats van afspraak is deze keer een kleine art house bioscoop in hartje Brussel. Nadat beide partijen van de persvisie van Kubricks recent heruitgebrachte ?The Killing? hebben genoten, worden de benen onder tafel geschoven en het rookgerei in de aanslag gebracht. Ondergetekenden houden het bij een simpele sigaret terwijl de besnorde, breedlachende Gentenaar een dikke sigaar vuur verleent. Noblesse oblige, de man heeft in onze branche veel meer ervaring achter de rug. Maar hoe is dat zo gekomen? JT: Ik ben altijd meer in film dan in journalistiek geïnteresseerd geweest. Ik ben kandidaat in de rechten en licentiaat in de criminologie, maar daar moet ik mijn thesis nog altijd voor afleggen. Ik vrees dat het er niet meer van zal komen. Ik ben wel licentiaat in de moraalwetenschappen. Ik heb les gekregen van zeer interessante profs zoals Apostel en Jaap Kruithof. Etienne Vermeersch was één van de commissarissen voor mijn thesis, die ging over film als subversieve kunst, partim seksualiteit. Zo kon ik een paar interesses combineren (lacht): kunst en seks. Hoe bent u dan bij de schrijvende pers terechtgekomen? JT: Ik ben jobstudent geweest bij de krant, toen nog ?De Vooruit?. Ik werkte daar als avond- en zondagsmedewerker. Als we op café een pint gingen pakken, zeiden de collega?s: ?Temmerman, zwijg ne keer over film, schrijf er een stukske over?. Zo heb ik mezelf werk gegeven. Ik heb Bob de redactiechef overtuigd mij hun filmarchief te laten herorganiseren: ?Als jij een foto nodig hebt uit ?A bridge too far? en je weet dat het archief alfabetisch geklasseerd zit op titel, waar zoek je dan?? Hij: ?Ja, het zou onder de B van bridge moeten zitten maar het zal wel de A zijn?. En ik: ?Neen, Bob, het zit bij de E, van ?Een brug te ver?. (lacht). Ik ben vast begonnen bij De Morgen maar mocht mij dan nog niet automatisch met film bezighouden, moest ook nog wat algemeen reportagewerk doen. Zo is dat stilaan gegroeid en dat is misschien een verschil met collega?s: mijn uitgangspunt is altijd film geweest. Ik merk dat anderen een aantal jaar Wetstraat doen, dan Economie, zelfs een tijd Sport. Boeiend, maar ik zou dat niet kunnen. Neem mij weg van de cultuurredactie en ik sterf, bij wijze van spreken. Figuurlijk en professioneel. U leeft om films te recenseren? JT: Ik noem mezelf eigenlijk meer filmjournalist dan filmrecensent. Recenseren is maar een deeltje. Als ik alleen dat zou moeten doen, zou het na een aantal jaar te mechanisch worden. Het is interessanter om ook interviews te kunnen doen. Nu, in het recenseren is mijn uitgangspunt: ik ben een fan, ik houd van het medium. Vanuit die passie wil ik erover schrijven. Op festivaldagen zie je soms vier, vijf films, maar er zijn dagen dat je er geen enkele ziet. Het is wel zo dat ik binnenkort een paar weken vakantie neem en dan kan ik het best missen, in tegenstelling tot toen ik jonger was. Af en toe afkicken, geen enkel probleem. Ik probeer ook elke film het voordeel van de twijfel te geven, zelfs al heb ik er veel slechte dingen over hebt gehoord. Het is niet zo dat ik zuchtend de zaal binnenga, zoals bepaalde collega?s. Dan heb ik iets van: ?Zoek een andere job! Er zijn mensen die het wél leuk vinden?. Maar die klagers filteren zichzelf wel weg, op den duur stoppen die ermee. Als u bijv. ?Miss Congeniality? op het bord krijgt, schuift u dat dus niet door naar medewerkers? JT: Neen. Dat mag je hen vragen, de verdeling van persvisies gebeurt louter op basis van praktische zaken. Ook uit respect voor die gasten, dat je hen niet met brol oplaadt. Ik houd persoonlijk heel veel van thrillers en film noirs. Maar ik wil een omnivoor blijven. Het is niet zo dat ik alleen maar Italiaanse thrillers wil doen of Amerikaanse komedies. Ik wil alles blijven zien. In elk genre zijn er meesterwerken en enorm saaie dingen. Ik heb gisteren ?Finding Nemo? gezien, die nieuwe Disney-Pixar, en daar heb ik enorm van genoten. Dan zijn andere Disney-dingen weer kiddie stuff. Ik wil niet alleen mijn dada?s doen. De afwisseling doet eten. U werkt ook voor de televisie. Vergt dat medium een andere benadering? JT.: Het verschil is dat ?Voetzoeker? (Canvas) geen filmprogramma is. Het is een programma voor een groot publiek, met één film-item per week. Dan is mijn uitgangspunt dat je beter geen vlijmscherpe kritiek aflevert op deze of gene prent, maar er één kiest die de moeite waard is. In die zin is het automatisch positieve kritiek, we willen de beperkte uitzendtijd niet misbruiken om iets af te kraken. Is het in tijden waarbij voor Ward Verrijcken een ?Rode Loper? wordt uitgelegd, nog wel mogelijk om op televisie iets kritisch over film te zeggen? Spelen de distributeurs daar een rol in? JT: Weet ik niet. Mocht je een volwaardig filmprogramma hebben, met een zekere continuïteit, dan denk ik wel dat de distributeurs zouden meewillen. De ene keer hebben ze shit in huis, de andere keer een meesterwerk. Een distributeur vindt het natuurlijk niet leuk dat zijn films gekraakt worden, maar that?s part of the game! Zij weten ook wel dat ze de blutsen met de builen moeten nemen, het gejubel met het gejoel. Maar of de Vlaamse televisie zélf belangstelling heeft in een gespecialiseerd programma, dat weet ik niet. Op de RTBF (TéléCinéma, nvdr.) nam men de tijd om elke week vijf, zes films volledig te bespreken. Maar het beste filmprogramma ooit was met Barry Norman op de BBC indertijd. Hij kon het op een heel intelligente manier over film hebben en het was leuk om ernaar te luisteren. Als hij enthousiast was, was het ook zeer uitnodigend. Het was een zeer klassiek concept: een man achter een tafeltje. Nu zou dat ondenkbaar zijn. Met de manier waarop televisie nu wordt gemaakt, is dat sowieso gedateerd. Wat ons nu enkel nog rest is de Erik Van Looy-aanpak met grapjes van twee minuten? JT: Er bestaat momenteel gewoon geen filmprogramma. Erik is ook een cinefiel, hij zou ook liever wat langer met die mensen praten. Maar hij zit in een format waar hij alleen maar kan praten over of Brad Pitt, nu hij getrouwd is, nog winden mag laten in bed. Letterlijk hé, ik vind dat niet eens uit. Hebt u ooit zelf een programma-format ingediend? JT: Neen. Als er zo?n filmprogramma komt, zou ik daar graag aan meewerken Maar ik voel me niet geroepen om dat zelf uit te dokteren. Ik ben geen televisiemaker. Roel Van Bambost bijvoorbeeld wel. Die is op pensioen maar kan nog niet meteen weg omdat ze zijn technische kennis, ivm regie en montage, niet kunnen missen. Wie van uw collega?s van de schrijvende pers leest u zelf? JT: Roger Ebert lees ik wel graag. Vroeger las ik heel graag Fred Van Doorn in ?Haagse Post?. Ik heb die man ooit ontmoet in de jaren zeventig, toen ik over film begon te lezen. Hij liet merken of hij iets goed dan wel slecht vond maar ging ruimer, vertelde er allerlei anekdotes bij. Hij schreef ?enthousiasmerend?. Nu is mijn smaak meer eclectisch. ?Sight and Sound? vind ik een heel goed tijdschrift om de dubbele artikelen: het verhaal van a tot z en dan daarnaast de recensie. ?Andere Sinema? daarentegen lees ik allang niet meer. Ik schreef ook wel met moeilijke termen in mijn thesis en zo, maar dat ontgroei je wel. Wat vindt u van het niveau van de Vlaamse filmkritiek? JT: Ik moet u eerlijk zeggen, ik ben geen autoriteit terzake. Jawel, anders interviewden we u niet. JT: Neeneen, ik ben geen autoriteit wat Vlaamse filmkritiek betreft want ik lees mijn collega?s niet stelselmatig. Da?s geen kwestie van blasé of gebrek aan interesse, maar op het moment dat die artikelen verschijnen, is mijn artikel allang geschreven en ben ik bezig met het volgende. Bij nieuwe collega?s let ik wel eens op de stijl, waar de gevoeligheden liggen, hoe hij het aanpakt. ?Hij?, want er zijn maar weinig vrouwelijke filmrecensenten. Ik zou het als volgt kunnen zeggen: ?De Vlaamse cinema heeft de recensenten die het verdient?. Leuke boutade, maar dat zegt eigenlijk weinig. Juist. JT: Laat ik het anders formuleren: als filmcritici klagen over de Vlaamse regisseurs hebben ze soms gelijk, en vice versa. Ik begrijp ook wel dat een commentaar zoals ?voor een Vlaamse film is dat niet slecht? als een soort verwijt klinkt, net alsof de lat lager wordt gelegd. Maar nogmaals, that?s part of the game. Ik denk niet dat Vlaamse cineasten zoveel objectieve redenen tot klagen hebben. In het algemeen worden ze zelfs met de nodige sympathie benaderd. We weten allemaal dat het niet makkelijk is om films te maken in Vlaanderen. Krijgt u zelf soms giftige reacties van Vlaamse filmmakers? JT: Kijk, ik beschouw mezelf als een vriendelijke mens in de omgang. Het leven is geen lolletje, hé. Dus mijn uitgangspunt is: laat ons niet moeilijk doen, laat ons vriendelijk zijn voor elkaar. Op tijd en stond is er wel een deftige ruzie en op recepties krijg ik wel eens een sneer naar mijn hoofd. Dan vraag ik me af waarom ze zo kwaad zijn op mij, terwijl ik nog vriendelijk geweest ben in vergelijking met anderen. Maar voor hen is het dan één pot nat: filmjournalisten kennen er niks van. Ik ben één keer wel nijdig geweest op de Robbe. In een interview in Panorama gaf hij weer af op de filmcommissie en noemde één persoon: mij. Ik had zoiets van: de Robbe zou toch moeten weten dat ik daar ?onbezoldigd notabene- heel veel tijd instak. Je doet dat omdat je gelooft in een aantal projecten en dan krijg je van die klappen. Je hebt voor- en tegenstanders van de Vlaamse film, en dan moet je niet schieten op de voorstanders. Hij heeft mij daarna gebeld, want we hadden elkaar gezien op een receptie en ik had hem genegeerd: ?Zeidde kwaad oep moa??. Ik: ?Ja, Robbe en ge weet wel waarom. Als wij iets over u schrijven, slaat het zogezegd nergens op?. Dat soort discussie. Dan heeft hij in een radio-uitzending, ?De Nieuwe Wereld?, zijn excuses aangeboden. Dat vond ik zeer chique. Krijgt u veel reacties van lezers? JT.: Neen. Ofwel zijn de mensen het met mij eens, ofwel gunnen ze mij mijn mening, ofwel interesseert het hen niet. Ofwel stampt u zelf tegen weinig schenen. JT.(droog): Dat is ook een mogelijkheid. Vindt u Vlaamse films de moeilijkste om te recenseren? JT: Als het slecht is en je schrijft dat het goed is, doe je niemand een plezier. Het probleem is dat je over mensen schrijft die je elke dag kan tegenkomen en je in staat moet zijn om wat je op papier zet of op de radio zegt, ook tegen die mensen zelf te zeggen. Ik heb wel jaren niet meer over de Vlaamse films geschreven, omdat ik in de Vlaamse Audiovisuele Selectiecommissie zat. Toen besliste ik mee over de mogelijkheden die een film kreeg. Mijn uitgangspunt was dat wat ik ook deed, het altijd verkeerd uitgelegd kon worden, dus daar schreef ik niet over. Nu zal dat weer veranderen. Goed dat u over de Vlaamse Audiovisuele Selectiecommissie begint. Onlangs verscheen een artikel in Focus Knack dat het ?non-beleid van filmintendant Luckas Vander Taelen? met de grond gelijkmaakte. Terecht? JT: Wat ik nogal ergerlijk vond aan dat stuk, was de totaal verkeerde vorm van name-dropping. Ze vermeldden daar een aantal namen van gevestigde regisseurs als enige mensen die kansen zouden krijgen: Lieven Debrauwer, Deruddere, Didden, Verheyen. Dat vind ik om twee redenen nogal oneerlijk: je moet het over de hele lijn bekijken. Bij de projecten die nu in behandeling zijn en kansen krijgen, zitten veel namen ?op gebied van scenario, docu, artistieke video- die ik nog niet ken. Terwijl Knack een aantal namen gebruikt die iedereen kent. Eén: het is niet waar, er is wel veel nieuw talent dat kansen krijgt. Daarin moet je als journalist eerlijk zijn. En twee: wat is het probleem als gevestigde waarden hun werk kunnen doen? Ik vond dat artikel wat raar qua aanpak. Vander Taelen reageerde dat subsidies niet enkel op basis van artistiek-culturele gronden kunnen toegekend worden. Maar moet een nieuw filmbeleid nu werkelijk starten met geld te pompen in dingen als ?Team Spirit 2? ? JT: Ik denk dat het zelfs bij dat soort populaire films een illusie is te denken dat je die kan maken zonder overheidssteun. Wat Studio 100 en de Plop-films betreft, dat is een ander dossier. Zij kwamen bij hun tweede of derde film evenveel geld vragen ?eisen bijna-, onder het mom van: we houden er niet aan over. Terwijl ze de merchandising, bij Plop uiteraard zeer groot, niet in rekening brachten. Dáárom zijn er conflicten geweest met de vorige commissie. Volgens mij hadden wij het bij het rechte eind. Als de overheid tussenbeide komt willen we nadien ook delen in de baten. Om het kort te houden wat ?Team Spirit 2? betreft: dat het gesubsidieerd wordt, daar heb ik geen enkel probleem mee want ik vind dat je het hele gamma moet bestrijken. De Vlaamse populaire film voor de zaterdagavond in de Kinepolissen van deze wereld én de meer experimentele projecten, waarvan we weten dat die alleen maar in musea of in selecte bioscopen zullen worden vertoond. Principieel zeg ik dus ja. Want als je die films niet meer doet en al het geld sluist naar wie zich nog moet bewijzen, moet je je ook afvragen wat de publieke respons erop zal zijn. Dat kan je een beleid noemen, maar het lijkt me ook wel een vorm van kamikaze. U hebt zich in De Morgen de laatste jaren dus niet uitgesproken over de Vlaamse films van de laatste jaren. Waar heeft u zelf van genoten? JT: Het was heel uiteenlopend. ?Meisje? vond ik goed, ?Rosie? ook. Ik heb ?Any Way the Wind Blows? graag gezien, hoewel de hype daar een beetje te groot was, maar dat had met de ?Barman-factor? te maken. Wat hebben we nog gehad de laatste tijd? ?Team Spirit? en ?Alias?, mja, die moet je beoordelen op hun pretentie of ambitie. Jan Verheyen wil met zijn films veel volk lokken op een zaterdagavond. Awel, voilà. Lukt dat, dan heeft het niet meer ambitie dan wat het aankan. Maar pakweg Denemarken, een land dat qua levensstandaard en aantal inwoners toch vergelijkbaar is met Vlaanderen, slaagt erin om veel ambitieuzere films op de markt te brengen. JT: Ja. Maar als je een bepaalde tijd aandacht besteedt aan film, zoals in Denemarken is gebeurd, kan dat op korte tijd veranderen. De Waalse film draait nu goed. Zij hebben een taalvoordeel, ze vinden sneller aansluiting in Frankrijk. Wij zitten met een kleiner taalgebied, maar dat kan je niet als excuus blijven aanvoeren. Economisch is dat een argument, maar als een film goed genoeg is wordt hij ondertiteld of gedubd. Dat moet met de Vlaamse film ook kunnen. Er is een heel eenvoudige economische wetmatigheid: als er kwantiteit is, is de kans op kwaliteit puur statistisch veel groter. Als je in een bepaalde regio drie films per jaar kunt maken, is het statistisch moeilijk om én een meesterwerk én een kaskraker af te leveren. Als je er tien draait is die kans groter. Plus, je hebt mensen die aan het werk zijn, die de stiel leren. Misschien zal dat lukken door de ?tax shelter? (de recent in België ingevoerde ?en in Nederland al weer afgeschafte- economische maatregel die het fiscaal interessanter maakt om in film te investeren, nvdr.). Wait and see. Maar de ?tax shelter? zal zelf geen talent ontdekken, enkel mogelijkheden geven. Het is aan het talent om zichzelf bewijzen. Hoe staat het Waalse journaille tegenover de Vlaamse filmproductie? JT: De Franstaligen staan objectief gezien gewoon een eind verder. Wij kennen hier inderdaad nog Amélie Nothomb (naar wiens werk ?Stupeur et tremblements? het afgelopen jaar in de zalen kwam, nvdr.) maar ik denk dat de Walen Brusselmans of Lanoye niet kennen. Die laatste is toch vertaald, dacht ik. En verfilmd. Er zijn al vaak plannen geweest om Brusselmans te verfilmen. Ik zie dat nog wel gebeuren ook. Maar er is wel degelijk interesse. Voor de Walen heeft een Vlaamse film hetzelfde exotisme als een film uit Ijsland voor ons. En zeker zo?n figuren als Barman -een rocker die films gaat maken- worden wel cool bevonden. De Vlaamse piek zal ook wel komen. Daarbij, er zijn reeds goeie films gemaakt, maar ze hebben geen publiek gevonden en bestaan dan ook niet in het geheugen van de mensen. Typisch voorbeeld: naar aanleiding van ?AWTWB? wou men bij ?De Morgen? op Binnenland een verhaal over ?de eerste Belgische stadsfilm?. Terwijl er toch ?Brussels By Night?, ?Exit-excil?, ?Manneken Pis?, ?La vie sexuelle des Belges? zijn. Een jonge journalist had dat idee, hij dacht dat alle andere Belgische films boerenfilms waren. Jongens, alstublieft. (neemt een nijdige trek van zijn sigaar) Van welke recensies hebt u spijt? Op welke bent u trots? JT: Het gebeurt wel dat je dingen terugleest ?in het filmmuseum bijvoorbeeld- waarvan je denkt ?mager beestje?, andere waarop je ?hmm? (knikt goedkeurend) denkt. Maar ik kan echt geen voorbeelden geven. Het blijft voor een krant werken en dat is een heel vluchtig medium. Terwijl je er zelf mee bezig bent, lees je dat niet met afstand. Het is ook heel tijdelijk. Dat betekent soms dat je pas letterlijk de dag zelf weet hoeveel plaats er is. Het is zeer ondankbaar dat je vaak moet wachten tot de dag voor publicatie om je ruimte te kennen. Dat hangt af van het algemene paginabeleid, van de advertenties... Het gebeurt dus dat er artikels worden geschrapt omdat er advertenties in de plaats komen? JT: Het gebeurt dat een artikel wordt uitgesteld. Concreet voorbeeld: ik had een artikel gemaakt rond ?Half Past Dead?(2002), die Steven Seagal-film. Dat was doorgestuurd, nagelezen en stond dus klaar om gepubliceerd te worden. Ik moest nog een recensie schrijven van ?Raising Victor Vargas/Long Way Home? (Peter Sollet, 2002), die uiteraard véél beter is. Ik heb die pas de dinsdag zelf geschreven, maar toen stond er een lap van een advertentie op. Uiteindelijk is de bespreking maar de helft zo lang geworden als die van ?Half Past Dead?. Op de redactie zei men: ?Of we stellen het uit, of je geeft het vandaag mee, maar dan krijg je maar negentig lijnen.? Dan probeer je het er op negentig lijnen allemaal in te persen, dat is echt schrijven op bestelling. Vloeken en sakkeren dus, maar dat hoort bij het vak. In de meeste media worden filmrecensies steeds korter. JT: Da?s een teken des tijds. Ik denk wel dat mensen -niet alle mensen, ook helemaal niet zovéél mensen, maar toch- geïnteresseerd zijn om een meer uitgebreide mening te lezen. Ik denk dus dat ons vak nog een reden tot bestaan heeft. Net zoals bij andere culturele terreinen: als ik iets lees over theater, opera of een concert zonder dat ik van plan ben dat te consumeren, hoop ik dat het leuk om lezen is. Dat moet een filmartikel ook hebben. Je moet informatie krijgen en een mening, maar ook leesplezier. Ik denk dat weinig mensen in functie van hun lectuur bewust zeggen: ?Nu ga ik die film bekijken?. Ik zou het dus zeker niet overroepen: onze bestaansreden is groter dan onze invloed. Mikt u in ?De Morgen? bewust naar een bepaalde doelgroep? JT: Neen. Ik heb daar een zeer vaag beeld over. Ik ben heel gelukkig dat ik voor een progressieve krant kan schrijven en dat ik mag schrijven wat ik wil. Maar wat is het prototype van de lezer? In dat verband misbruik ik altijd een beetje mijn familie. Als ik op familiefeesten kom, wordt vaak gevraagd wat er tegenwoordig goed is. Als je dan zegt ?lees mijn stukken?, zeggen ze dat ze daar geen tijd voor hadden. Nu, het gebeurt zelden dat ik voor de ganse familie één film kan aanbevelen. Mijn pa zag graag detectivethrillers, oma raad je iets anders aan. Of toch, naar ?Amélie Poulain? heb ik mijn hele familie gestuurd omdat ik dat zo verfrissend vond. Als dat waar is, begrijpen we totààl niet waarom voor ?Bridget Jones?s Diary?... JT: ?Temmerman has lost it?, hein? [zie: DRIE 21, nvdr] (trekt smalend aan zijn sigaar maar de glimlach herstelt zich vlug). Beetje overdreven titel misschien. Maar toch. ?De Morgen? stond dagenlang barstensvol over die prent, terwijl het toch niet bepaald een hoogvlieger was. JT: Dan krijg je inderdaad een soort overkill. Maar dat was mijn beslissing niet. Ik kan toch niet aan de hoofdredacteur zeggen dat ze daar in de andere delen van de krant niet mogen over schrijven? Dat zou territoriumdrift zijn. Als collega?s die film gaan zien en op basis daarvan een cursiefje schrijven, heb ik daar geen moeilijkheden mee. Je kan misschien te hoge verwachtingen scheppen, maar ik heb me bij die film geamuseerd. En daar blijf ik bij. Ik heb het boek graag gelezen en vond de film vrij behoorlijk. Je kan natuurlijk gaan discussiëren over de casting van Renée Zellweger. Die u interviewde in Los Angeles. Word je daardoor dan toch niet milder gestemd? JT: Neen. Niet bij acteurs of actrices. Bij regisseurs kan het gebeuren dat je iets milder wordt, of tenminste begrijpt wat ze eigenlijk wilden doen. Wat niet wil zeggen dat het dan ook is gelukt, want soms draait het omgekeerd uit. Er zijn trouwens media die dat scheiden: de ene journalist mag enkel films recenseren, de andere mag de interviews doen, zo?n ?People?-interview heet dat dan. Bij ons kan dat door geld- en personeelsgebrek niet, maar ik vind het net boeiend om de twee te combineren. Aan welke interviews met buitenlandse acteurs hebt u goede herinneringen? JT: Soms ontmoet je mensen wel vier vijf keer, en is het wel leuk als ze je dan herkennen. Schwarzenegger viel mij enorm tegen. Hij praatte op automatische piloot en kwam toch altijd met zijn eigen dada?s op de proppen. Stallone daarentegen, die viel mee! In zijn films zegt hij misschien maar drie woorden, maar hij was grappig en relativeerde zichzelf. Hij gaf zelfs toe dat hij zich aan bepaalde films had mispakt. Van Damme heb ik één keer geïnterviewd, in Cannes. Dat was wel in groep, met zeven of acht mensen. Na dat flauwe interview ?dat ik nooit heb gepubliceerd- ben ik gaan praten met Sven Nykvist, de cameraman van Bergman, die toen zelf een prent had gemaakt. Dat was een ?one-on-one?. Toen besefte ik dat ik helemaal alleen met een monument uit de filmgeschiedenis zat te praten, terwijl ze voor zo?n oen als Van Damme stonden aan te schuiven. Dat heb je dus. Maar telefoonnummers uitwisselen met Cathérine Zeta-Jones, dat lukt nog niet. Toen ik haar hoogzwanger zag binnenkomen, had ik zoiets van: ?Waaw, die wil ik wel eens meer ontmoeten?. Maar de volgende keer mag je al blij zijn met een ?Haven?t we met before??! Tja. Ik vind het een privilege om die mensen te mogen ontmoeten, maar je weet dat je ze alleen maar te spreken krijgt omdat ze iets te verkopen hebben: hun film. Hoe zit dat bij de regisseurs? JT: De laatste ervaring was met James Cameron, een televisie- én een printinterview over zijn documentaire rond de Titanic. Een paar maanden daarvoor had ik hem ook geinterviewd naar aanleiding van ?Solaris? (geproduceerd door Cameron, nvdr.). Ik kom binnen, hij herkent mij en vraagt waar ik vandaag kom. ?I?m from Belgium?. Cameron: ?This is absurd. I shouldn?t even be talking to you?, staat op en gaat weg. Om een lang verhaal kort te maken: net voordien was er een interview geweest met een meisje van RTL, die iets gezegd had over het feit dat zijn Imax/3D-film in België toch niet kon worden vertoond. Daarna was Peter van VTM geweest en toen kwam ik, als derde Belgische tv-station. Terwijl hij dacht dat zijn film in België toch niet werd vertoond! De distributeur verzekerde hem toen dat die projectie-apparatuur voorzien was voor als de film zou uitkomen. Dan kwam hij vlug en vriendelijk weer binnen en zei: ?This won?t take any minute of your time?. Het interview was dan nog zeer goed. Erik Stockman (Humo) schreef dat hij naar aanleiding van ?Chicago? zin kreeg om zichzelf op te knopen, in ?De Morgen? kon hij dan weer op lof rekenen. Wat vindt u ervan als filmcritici het totaal oneens zijn? JT: Daar ben ik blij om want dat bewijst dat er verschillende media moéten zijn. Als iedereen over bepaalde films hetzelfde zou denken, maken we onszelf overbodig. De botsing van de geesten is juist de bedoeling. Erik Stockman is een speciale en als het De Palma is, zal Duynslaegher (Knack) zeggen dat het goed is. Natuurlijk. Het gaat om meningen van personen. Er is een Nederlandse uitdrukking: ?de krant is een mijnheer?. Of een mevrouw, maakt niet uit. Het is niet De Morgen of Knack die iets vindt, het is één persoon die zijn mening duidelijk maakt. That?s it. Het mag en moet subjectief zijn. Maar als ik feitelijke fouten zie in een recensie, denk ik wel: huiswerk slecht gemaakt. ?Les enfants de l?amour? bijvoorbeeld, werd in Knack aangehaald als ?bewijs dat de Waalse cineasten tot zaken in staat zijn waar de Vlamingen niet aan kunnen tippen?, terwijl Geoffrey Enthoven een Gentenaar is. Waar ben je dan mee bezig? Hebt u zelf nooit zin gehad om zelf films te maken? JT: Neen, daar kan ik heel eerlijk in zijn. Er zijn er wel die van het één naar het ander gaan natuurlijk, zoals Alex Stockman. In Frankrijk gebeurt dat regelmatig. Maar zelf heb ik dat nooit echt gewild. Scenarioschrijven ook niet. Never say never, maar ik denk er niet het talent voor te hebben en vooral niet de ambitie. Kijk, ik zie zoveel films. Veel die mij ontgoochelen, veel die mij boeien. Ik heb zoiets van: moet ik daar nu echt nog mijn ei aan gaan toevoegen? Héb ik nog wel een ei dat ik wil delen met de rest van de wereld? Wetende hoe moeilijk het is dat ei gelegd te krijgen? En dan moet je nog rekening houden met die vervelende filmcritici! (lacht) Moet een goede filmcriticus van alles kunnen genieten? J.T.: Iemand die alleen maar een ?shoot ?m up?-film voor de zaterdagavond wil maken, moet je niet verwijten dat hij niet zo diepzinnig is als Kieslowski. Who the fuck is Kieslowski voor die gast? Beoordeel dat dan op zijn merites. Een goeie actiefilm met spectaculaire aspecten bekijk ik ook... niet als een kind, wel als makkelijk publiek. Maar het zou mijn dieet niet mogen zijn. ?Funny Games? of ?Irréversible?, dat zijn typisch films waar je even niet goed van bent en waarvan je zegt: ?Ga daar niet onvoorbereid naartoe?. Daarover kan je niet zomaar zeggen dat je ze zonder meet gezien moet hebben. Dat zijn dan ook de enige films die niet echt in míjn dogma passen. Dat dogma is: als je op het eind van het jaar je favorietenlijstje opstelt, kijk naar de titels en beslis welke films je werkelijk opnieuw wilt zien. Los of ze belangrijk of interessant waren: welke wil je écht direct opnieuw zien? ?Donnie Darko? dan toch wel en ?Bridget Jones?s Diary? helemaal niet, durven we veronderstellen. J.T.: (lacht). ?Donnie Darko? heb ik niet gezien, maar ik denk niet dat ?BJD? in mijn toplijstje van dat jaar stond. OK dan. Kent u K.U.T-site? Ik ken de site, ik vind zo?n nieuwe media-intiatief heel interessant. Ik ben eerlijk gezegd niet zo?n regelmatig bezoeker want ik lees niet veel on-line. Maar vanaf nu zal ik zeker af en toe eens komen kijken. All right!

 

Pol Van Achter