Interview met Bouli Lanners

Wanneer we Bouli Lanners in zijn poepsjieke Sofitel-suite treffen, valt een verwonderde wenkbrauw nog net te onderdrukken. Deze rijzige man - die naam verwierf als acteur in Franse flicks, sinds enkele jaren zelf in de regiestoel zit en met zijn nieuwste prent Les Géants enkele prestigieuze prijzen won -, lijkt net als het gros van zijn filmpersonages een beetje verloren gelopen. Zijn wilde zeemansbaard, baggy pants en groene truckerspet steken in de voor hem gehuurde hotelkamer fel af tegen het trendy meubilair. Vrolijk grapt hij over het slechte eten in de buurt en wijst hij ons op twee spuuglelijke hoofdkussens die zijn bed sieren.

Dus hiervoor wordt een mens regisseur!? 

Oh, maar ik wist helemaal niet dat ik regisseur ging worden, net zomin ik ooit had voorzien acteur te worden. Vroeger wist ik zelfs niet dat zoiets bestond!

Hoe is het voor jou dan allemaal begonnen?

Vanaf mijn achttiende ben ik gewoon beginnen werken. Van een baantje in een kroeg rolde ik de tv-wereld binnen en daar heb ik zowat alles gedaan: catering, decor, geluid… én acteren natuurlijk. Het keerpunt kwam toen een super-8 filmpje van mij op Kannes, een klein filmfestival in Luik, werd opgemerkt.

Het is een welbekend feit dat jij voor je carrière als regisseur een fervent schilder was. Zie je een overeenstemming tussen je nieuwe en je oude metier?

Ik schilderde altijd landschappen, in groot formaat, met de horizonlijn helemaal tegen de onderkant van het doek gedrukt. Dat is een ‘handelsmerk’ dat je nog steeds in mijn films kan terugvinden. Tegenwoordig schilder ik wegens tijdsgebrek niet meer, maar beeldcompositie is nog steeds iets waar ik voortdurend mee bezig ben. Zo speur ik tijdens het zoeken naar de juiste locatie het landschap voortdurend af met mijn viewfinder en maak ik daarna kleine tekeningetjes voor de mise-en-scène. Bovendien heb ik het geluk dat mijn vaste cameraman (Jean-Paul De Zaeytijd, red.) ondertussen perfect aanvoelt wat ik wil.

Voor de muziek van je nieuwste film, Les Géants, klopte je dit keer aan bij The Bony King of Nowhere. Hoe is die samenwerking tot stand gekomen?

Via An Pierlé, die de muziek van Eldorado verzorgde en The Bony Kings vorige plaat producete kwam ik met Bram Vanparys in contact. Nadat ik een concert van hem in Luik had gezien was ik verkocht. Die stem! Tijdens de draaiperiode is Bram verschillende keren op bezoek gekomen. Hij liep mee rond op de sets, wandelde doorheen dezelfde bossen waar we filmden, voer op dezelfde rivieren, allemaal om de sfeer op te snuiven. ’s Avonds liet ik hem dan wat rushes zien waarop hij begon te componeren. Alles is opgenomen in zijn hotelkamertje, terwijl ik naast hem zat en wat aanwijzingen gaf. Allemaal heel dichtbij en direct, daarom werkt het ook zo goed.

Zowel in Ultranova als in Eldorado zat er veel van jezelf verwerkt. Vertrekt Les Géants ook vanuit een dergelijke persoonlijke achtergrond?

Les Géants komt niet uit een persoonlijke anekdote voort, zoals dat bijvoorbeeld wel met Eldorado het geval was. Maar net zoals de drie jongens in Les Géants heb ik altijd de drang gehad om te vertrekken, hoewel ik in tegenstelling tot hen wel uit een warm gezin kom. Toen ik nog jong was maakte ik tochten door het bos en de velden… en op mijn dertiende ben ik voor het eerst uit huis getrokken, niet definitief, maar iets dat zich wel nog vaak zou herhalen.

Jouw personages willen steevast ontsnappen van hun situatie. Van Wallonië ook?

Misschien wel, maar eigenlijk spelen mijn films zich helemaal niet in Wallonië af. Toegegeven, ik ben zelf een Waal dus bekijk ik de dingen vanuit een bepaald perspectief maar ik hoop dat mijn films universeler zijn dan dat. De grenzen van Wallonië interesseren me niet. Vaak lijkt het leven op het eerste zicht hard en grijs maar ik vind het belangrijk om daarachter ook de schoonheid te zoeken. Dat is in ieder geval waar ik steeds naar streef. Als je het leven frontaal en kil filmt, zonder liefde of een beetje poëzie dan verlies je de emotie die nodig is om het publiek mee te krijgen. Film is universeel en moet in de eerste plaats draaglijk zijn. Enkel via de schoonheid die ze uitdraagt kan ze een bepaalde boodschap overbrengen.

En wat is jouw boodschap?

Ik heb iets met des personnes perdues. Net als in het beste werk van Jarmush, Wenders en Kaurismäki zijn mijn personages voortdurend op de dool, afkomstig uit een gebarsten gezin. Stuk voor stuk zijn ze op zoek naar een nieuwe familie, eentje dat zijzelf of het lot hebben kunnen samenstellen. Gek genoeg merk ik dat elke nieuwe film die ik maak een hoopvollere boodschap uitstraalt. In Ultranova overleeft het samengestelde gezin het niet, in Eldorado lukt het voor anderhalve dag en in Les Géants lijken de slaagkansen tegen het einde zelfs nog groter. Aan mijn volgende film zit beslist een happy end.

Mogen we al iets weten over die volgende film?

Ik kan je al de titel en het genre verklappen: Tenderville, een thriller. Enfin, een thrillerke.

Tot slot: heb je, met die opmerkelijke carrièrewandel reeds achter de rug, nog een grote droom om achterna te zitten?

Ik wil gitarist worden! Mijn haar lang laten groeien, knap zijn en hier en daar wat stage-diven.

De baard heb je al! Dus veel succes daarmee.

 

Ruben Vandersteen