In Memoriam: Albert Finney

Met het overlijden van Albert Finney op 7 februari 2019 verliest de Britse acteerwereld een monument. De imposante acteur, wiens acteercarrière meer dan zestig jaar overspant, overleed op 82-jarige leeftijd na een korte ziekte. We brengen deze geweldige acteur, van wie we zoveel vertolkingen graag gezien hebben, met spijt een laatste groet.

Finney debuteerde in 1960 op het witte doek met The Entertainer, na wat ervaring opgedaan te hebben in een handvol televisieproducties. Maar daarvoor werd de man al als een rijzende ster beschouwd in de theaterwereld. Hij werd er zelfs de nieuwe Laurence Olivier genoemd.

Finney zag er goed uit, een brok testosteron, mét een brein en een kenmerkend vol stemgeluid. In zijn tweede film, Saturday Night and Sunday Morning (1962), kreeg hij al meteen de hoofdrol en speelde die rauwe mannelijkheid uit. Hij maakte indruk als een fabrieksarbeider met nogal wat succes bij de vrouwtjes. Blijkbaar zou hij daarmee de eerste acteur zijn die aan overspel deed op het grote scherm. Later zou hij trouwens ook de eerste keer het woord ‘bitch’ gebruiken op het witte doek.

Net als generatiegenoten Michael Caine, Sean Connery, Tom Courtenay, Terence Stamp en Peter O’Toole kwam Finney uit de arbeidersklasse en deze Angry Young Men, die de tijdsgeest van toen belichaamden, stonden te dringen om hun bestofte voorgangers een poepje te laten ruiken. Finney deed niet al te lyrisch over zijn job, die hij vergeleek met metsen. Hij zou later ook alle adellijke titels weigeren die hem omwille van zijn vakmanschap toegekend werden.

Finney, die nog voor de jaren ’60 halfweg waren al immens populair was, was met zijn derde film toe aan wat één van zijn grootste rollen zou worden, die van het titelpersonage in Tom Jones (1963). Hij had daarvoor de veeleisende rol van Lawrence of Arabia afgeslagen – hij zag de lange opnames trouwens niet zitten. Tom Jones leek aanvankelijk te lichtvoetig en regisseur Tony Richardson zou zelf zijn ontevredenheid uitspreken over deze schelmenfilm, maar de prent werd wel genomineerd voor tien Oscars, waaronder ook de eerste voor Albert Finney. Finney had geen interesse in de oscarceremonie en zou ook later geen enkele keer aanwezig zijn bij deze hoogmis van het prijzenseizoen. Hij zou doorheen zijn loopbaan ook genomineerd worden voor dertien Bafta’s en negen Golden Globes, naast heel wat prestigieuze theaterprijzen.

Enkele jaren later volgde de succesvolle romantische komedie Two for the Road (1967), een nog steeds erg frisse kibbelfilm waarin Finney een onweerstaanbaar koppel vormt met Audrey Hepburn. In het werkelijke leven had Finney er intussen al een huwelijk opzitten en viel hij voor de Franse actrice Anouk Aimée, met wij hij acht jaar getrouwd zou blijven.

Finney acteerde vervolgens in enkele minder bekende films als The Victors (1963), Night Must Fall (1964), Charlie Bubbles (1968) - die hij zelf regisseerde - en Gumshoe (1970), het debuut van cineast Stephen Frears. Bij een aantal van deze films manifesteerde hij zich ook als producer. Na het succes van Scrooge (1970), waarin de steeds minder joviaal uitziende Finney uiteraard het hoofdpersonage vertolkte, volgde in 1974 een nieuw hoogtepunt. Finney kroop met succes in de huid van de Belgische detective Hercule Poirot in de klassieker Murder on the Oriënt Express (1974), naast sterren als Sean Connery, Ingrid Bergman, Lauren Bacall, John Gielgud, Anthony Perkins, Vanessa Redgrave en Richard Widmark. Agatha Christie roemde Finney’s vertolking maar hij weigerde de rol opnieuw te spelen omdat hij de make-up te lastig vond. In de daaropvolgende jaren verscheen Finney o.a. in The Duellists (1977) van Ridley Scott en Shoot the Moon (1982) van Alan Parker, waarvoor hij een tweede oscarnominatie  kreeg.

In datzelfde jaar verscheen ook de hitmusical Annie, waarin Finney het legendarische personage van Daddy Warbucks vertolkte, een staalharde miljonair die ontdooit door de komst van het weesje Annie. Finney aarzelde niet om te zingen voor deze rol, wat hij later ook nog zou doen in Corpse Bride (2005). Met regisseur John Huston maakte hij in 1984 ook nog Under the Volcano, die hem zijn vierde oscarnominatie opleverde nadat hij een jaar eerder ook al genomineerd werd voor het prachtige The Dresser (1983), waarvoor hij ook de Zilveren Beer won in Berlijn.

Vanaf midden jaren ’80 kwam Finney echter steeds minder in beeld, hoewel hij heel actief bleef op de planken. In 1990 zat hij wel in het grandioze Miller’s Crossing van de gebroeders Coen. Finney bleef  een heel betrouwbare speler. Hoewel hij het liefst zijn tanden zetten in puur dramatische rollen, ging hij ook voluit als de rol minder van hem vroeg. Er zit dan ook niet één flauwe vertolking in zijn hele oeuvre. Minder bekende films als The Playboys (1992), The Browning Version (1994) en A Man of No Importance (1994) zijn de moeite waard enkel al om zijn vertolking. In die laatste prent speelde Finney een conducteur op leeftijd die zijn homoseksualiteit verbergt, wat voor de robuuste en masculiene acteur een minder waarschijnlijke rol was, maar Finney speelde dit tragische personage met zwier.

Na de bekroonde televisiereeksen Karaoke (1996) en Cold Lazarus (1996) - waarin hij enkel een hoofd speelde -, beide geschreven voor de befaamde Dennis Potter, verscheen Finney in Washington Square (1997), Breakfast of Champions (1999) met Bruce Willis en Nick Nolte en Simpatico (1999) maar geen van deze films maakte veel los en Finney leek tegen zijn 65e een nog weinig relevante acteur te worden, hoe groot de bewondering voor zijn vakmanschap ook en hoe onbetwistbaar imposant zijn présence ook telkens was. Men castte hem ook steeds vaker als grumpy old man.

Erin Brokovich (2000) vormde echter een nieuw hoogtepunt. Als de knorrige maar goedhartige baas van Julia Roberts in de door Soderbergh geregisseerde succesfilm, kreeg Finney opnieuw heel wat applaus en er volgde opnieuw een oscarnominatie. Veelfilmer Soderbergh gaf hem meteen ook een rolletje in zijn met Oscars bekroonde drama Traffic en liet hem in 2004 verschijnen in Ocean’s Twelve.

De televisieproductie The Gathering Storm (2002) liet Finney opnieuw schitteren. Deze prachtige biografische film liet hem in de rol kruipen van Winston Churchill en hoewel heel wat acteurs zich deze rol al prachtig eigen gemaakt hebben, is Finney onweerstaanbaar als de gedreven, visionaire politicus en liefhebbende vader en echtgenoot. Een vertolking om te koesteren en waarvoor hij een Emmy Award kreeg.

In 2003 mocht Finney nog een prachtige rol aan zijn oeuvre toevoegen: die van de fantast Ed Bloom in het leuke Big Fish van Tim Burton. Finney's passie voor het vak spat ook in deze feelgoodprent van het doek. 

Halfweg de jaren ’00 vond Finney twee filmmakers terug met hij lang voorheen al gewerkt had. In A Good Year van Ridley Scott speelde hij een ondeugende wijnboer, maar het was Sidney Lumet – met wie Finney meer dan dertig jaar eerder Murder on the Oriënt Express maakte - die hem zijn laatste echte grote en indrukwekkende rol zou geven: die van hardwerkende juwelier in het grandioze misdaaddrama Before the Devil Knows You’re Dead, waarin ook Ethan Hawke, Philip Seymour Hoffman en Marisa Tomei de pannen van het dak speelden. Finney kroop ook nog in de huid van dokter Hirsch, het brein achter het Bourneproject in The Bourne Ultimatum (2007) en begon het toen echt rustig aan te doen.

In 2012 liet hij nog één keer van zich horen: hij was de jachtopziener die voor James Bond een vaderfiguur vormde in één van de beste Bondfilms: Skyfall (2012). Finney is tegen dan flink verouderd en draagt een grootvaderlijke baard, maar het is heerlijk hem bezig te zien naast Judi Dench, Daniel Craig en Javier Bardem. Klassebakken van acteurs, die het immens talent van Finney waardig zijn.

Toen hield het op. Finney sukkelde met nierkanker, hoewel dat niet als doodsoorzaak vermeld wordt en zette een punt achter het acteren. Skyfall bezorgde hem een erg mooie laatste vertolking, in een sterke en succesvolle film en het is een waardig slotstuk van een formidabele, gevarieerde carrière waarin Finney telkens het beste van zichzelf gaf. 

 

Sven De Schutter