Adam Elliot: Wallace and Gromit voor gevorderden

Een animatiefilmer die de arbeidsintensieve stop motion-techniek die hem wereldberoemd maakte, omschrijft als "de liefde bedrijven terwijl je voortdurend ter dood wordt gestoken"? Een filmregisseur pur sang die filmprijzen en zelfs een heuse Oscar aaneenrijgt als waren het speelgoedkralen in een kinderhalsketting? Een ambachtelijk filmmaker die feestelijk bedankte voor lucratieve aanbiedingen voor computergeanimeerde films, en zijn grote gelijk tot op de millimeter na bewijst met zijn prima eerste langspeelfilm Mary and Max, vanaf deze week in de Belgische bioscopen? Treedt u alsjeblieft even mee binnen in het wonderlijke universum van de Australische Adam Elliot.

Je kunt er nog met geen kanon omheen: op het jongste Anima-filmfestival was de openingsfilm Mary and Max nog geen beetje een schot in de roos. De prent, over de jarenlange pennenvriendschap tussen een jong Australisch meisje en een oudere, eenzame New Yorkse vrijgezel, blaast dan ook het woord subliem als wolkjes in de vrieslucht. Om maar te zeggen dat de films van Elliot steevast wel een dozijn gevoelige snaren raken bij het publiek.

Maar wie is die Adam Elliot nu precies? En wat maakt zijn oeuvre zo fonkelend als een versgeslepen diamant? Een overzicht.

Elementary Dr Watson

Adam Elliot, geboren in 1972, groeide op midden in de Australische outback, op een garnalenboerderij. De farm was eigendom van Adams vader Noel, een gepensioneerde acrobaat/clown. Zijn moeder Valerie en één zus en twee broers maakten het plaatje compleet. Toen de boerderij failliet ging, verhuisde de familie naar Melbourne. Een gedroomde kans voor Elliot: al van toen hij een klein ukje was, zat Elliot Jr al constant te tekenen en te knutselen met gevonden voorwerpen. In Melbourne was er immers in het secundair onderwijs volop gelegenheid voor artistieke expressie en al snel bleek dat de puberende Elliot uitblonk in kunst, tekenen, beeldhouwen, fotografie en Engelse literatuur. Toch wou Elliot in eerste instantie veearts worden maar behaalde niet de noodzakelijke goede cijfers om op de universiteit toegelaten te worden.

Ook vreemd: een regisseur wiens schuchterheid haast legendarisch is, die herhaaldelijk in interviews verklaart liever achter de camera's te staan dan ervoor heeft het toch één keertje geprobeerd op de planken: in zijn laatste jaar secundair onderwijs was hij Dr Watson in een schooltoneel over Sherlock Holmes. U kon het al lezen in onze jubelende recensie van Harvie Krumpet: Adam Elliot lijdt aan een spieraandoening waardoor hij de popjes groter moet maken dan gebruikelijk, dus meer werk heeft. Toch belette hem dit niet in 1996 een postgraduaat in film en televisie, specialisatie animatie te behalen aan het Victorian College of the Arts. In deze laatstgenoemde school maakte hij ook zijn eerste kortfilm Uncle, meteen het startschot van een veelgelauwerde carrière.

All you can eat

Maar wat maakt Elliots films dan zo bijzonder, horen wij u al vragen. Moeilijk precies te omschrijven. Zijn het de uitgekiende, uiterst gedetailleerde en volledig met de hand gemaakte settings? Of de aparte humor? Elliots personages lijden steevast aan een waslijst fysieke en mentale kwaaltjes. Is het dat dan? Of is het die heel slimme afwisseling van gortdroge humor en een dramatische versnelling die het hem doet bij publiek en festivaljury's? Het zijn overigens twee vragen die in elk interview met de Australische filmregisseur gesteld worden: waar haalt hij de inspiratie voor die schier oneindige lijst aan idiosyncrasieën voor zijn personages en ten tweede, hoe kient hij in godsnaam die prachtige afwisseling tussen bulderlachen en kippenvel als een berglandschap uit? Elliots antwoord op die eerste vraag tekent zijn no-nonsense attitude ten voeten uit. Hij vergelijkt namelijk die massa's rare trekjes die zijn films zo typeren met een all you can eat-restaurant: hij wil altijd zoveel mogelijk op zijn bord scheppen, zijn films zo vol mogelijk proppen. Toch krijg je als toeschouwer nooit een indigestie van al die afwijkingen; daarvoor is Elliot te verliefd op zijn personages, ademen ze teveel authenticiteit uit.

I yodel for Jesus

Enkele raak gekozen praktijkvoorbeelden zeggen natuurlijk meer dan urenlang theoretisch gezwam. In het eerder geciteerde Uncle (1996) maakt de oom uit de titel bijvoorbeeld spinnen uit pijpreinigers voor zijn neefje Adam, vormt hij zijn maaltijden in de vorm van Smiley Faces en speelt hij elk jaar de meest bedroevende kerstman die je je kunt voorstellen. Net wanneer je als toeschouwer niet meer bijkomt van het lachen, gebeurt er geheid iets dramatisch: Adams tante pleegt zelfmoord, waardoor de oom alleen achterblijft en eindigt in een bejaardenhuis.

Elliot zelf omschrijft dit hem zo typerende procédé als double whammy en citeert in interviews vaak uit Cousin, zijn tweede film: het ene moment zit je te hikken van het lachen met het I yodel for Jesus T-shirt dat het hoofdpersonage daar draagt, het volgende moment vernemen we dat de jongen zijn ouders zijn omgekomen in een auto-ongeluk. Uncle was goed voor vier prijzen op filmfestivals en ook Cousin (1998) verzilverde drie van zijn vier nominaties. Minstens even belangrijk: de critici waren het voor een zeldzaam keertje eens met de festivaljury's en droegen de Australiër eveneens op handen. Elliots filmcarrière was nu definitief gelanceerd. Brother (1999), het sluitstuk in Elliots trilogie over disfunctionele families, won maar liefst zeven filmprijzen en was eens temeer een stapje verder in Elliots wonderlijke universum. Of hoe verklaart u dat de broer uit de titel zowel sigarettepeukjes verzamelt als dat hij ervan droomt om, net als zijn vader voor diens auto-ongeluk, acrobaat te worden?

Life is like a cigarette

Maar Elliots pièce de résistance moest duidelijk nog komen. Met het magistraal goede Harvie Krumpet (2003), waarin het hoofdpersonage lijdt aan het Tourette-syndroom, nudistische neigingen heeft en een boekje met feiten om zijn nek heeft hangen (Fact: Life is like a cigarette: smoke it to the butt), won Elliot niet alleen 19 filmprijzen, hij kreeg er ook de Oscar voor beste kortfilm (animatie) voor. Je zou verwachten dat hij sindsdien verdrinkt in de lucratieve aanbiedingen en dat is ook zo; alleen wijst hij ze koppig één voor één af. Deels komt dat omdat hij weigert met computers te werken, deels inspireren de hem voorgelegde scenario's hem voor geen millimeter. Of zoals de dodelijk verlegen Australiër zelf fijntjes opmerkt in interviews: "Sinds de Oscar voor Harvie Krumpet krijg ik elk jaar een uitnodiging voor de ceremonie die ik telkens naast me neerleg en weiger ik andermans scenario's te verfilmen. Gevolg is wel dat ik een kast tjokvol trofeeën heb waar ik heus wel naar kijk; maar waarom ben ik in godsnaam nog altijd even arm als 12 jaar geleden, toen ik met dit alles begon?"

Truth and good stories

Deze retorische vraag weerhield Elliot niet om met frisse moed - en voor het eerst met een klein legertje animators - aan zijn langspeelfilmdebuut te beginnen. Mary and Max, gebaseerd op Elliots eigen ervaring met een pennevriend in New York (die, net als Max in de film, atheïst is, Joods is en aan het Asperger-syndroom lijdt) is weeral een heuse tour de force: weeral kronkelen een lach en een traan als een betere paaldanseres rond elkaar. Toch mag je Mary and Max niet als een autobiografisch verhaal zien. Of zoals Elliot het zelf zegt: "I never let the thruth get in the way of a good story." Mary and Max vormt het voorlopige sluitstuk van een rastalent, iemand die je met eenvoudige popjes telkens opnieuw bij je nekvel grijpt en je doet vergeten dat je in een bioscoopzaal zit. In een wereld waarin het gros van de animatiefilms uit computers lijken te komen, vormt de kleien wereld van Elliot een verademing, een oase van pure liefde voor het métier. Wij hopen alleszins dat de animatiefilmer nog lang, zeer lang, njet zegt tegen zielloze Hollywoodproducties. En nu allemaal op een drafje naar de bioscoopzaal!

 

Filip Hermans