The Pianist

Genre: Historisch drama | Duur: 00 min. | Release: 17 September 2002 | Land: | Regie: Roman Polanski | Cast: Adrien Brody, Thomas Kretschmann

'The pianist' is Roman Polanski's "most personal film to date".

Dat wekt niet veel verwondering als je weet dat hij zelf het ghetto van Krakau heeft doorstaan. De pools-joodse familie Polanski moest Parijs, waar zoon Roman in '33 werd geboren, verlaten in 1937 door het stijgende antisemitisme in de lichtstad. Polanski overleefde de bombardementen op Warschau, zijn moeder stierf in een concentratiekamp.



De herinneringen uit zijn kindertijd wilde de joodse pool altijd al ooit verfilmen. Toen Steven Spielberg hem tien jaar geleden vroeg Schindler's List te maken, leek het hem echter te vroeg. Het onderwerp zat te dicht op zijn vel. Spielberg maakte uiteindelijk het drie uur durende zwart-witepos zelf en werd onder oscars bedolven. In deze nieuwe eeuw vond Polanski de goeie context om zelf de holocaust te behandelen: de autobiografische roman 'Death of a city' van pianist Wladylaw Szpilman, uit de handel gehaald door de naoorlogse communistische regimes en in 1998 terug gepubliceerd door zijn zoon. Polanski trok aan het werk met schrijver Ronald Hardwood, die ook Mike Figgis' The Loss of Sexual Innocence neerpende. Met de hulp van dezelfde production designer die werk maakte van 'Schindler's List', van talloze figuranten en van een superbe Adrien Brody (u wilt acteur worden? bezint eer ge begint), heeft Polanski zijn jeugdtrauma's excellent gesublimeerd. 'The Pianist' is een meesterwerk.



De horror uit zijn kindertijd was niet het laatste legendarische drama dat Polanski heeft meegemaakt. De man is een levende legende: acteur, regisseur van opera's in verschillende Europese steden en vooral ook van legendarische films. Zijn eerste film 'Knife in the Water' (1962) won meteen de prijs van de filmkritiek in Venetië. Voor de intense thriller 'Repulsion' met Cathérine Deneuve (1965) en voor 'Cul-de-sac' (1966) kreeg ie respectievelijk een zilveren en een gouden beer in Berlijn. Na zelf ook te hebben geacteerd in zijn droog-humoristische 'The Fearless Vampire Killers', maakte Polanski de ultieme horrorfilm. 'Rosemary's baby' (1968), waarin Mia Farrow Satan baart, doorstaat moeiteloos de tand des tijds en is niet direct een aanrader voor wie een kind verwacht.



Datzelfde jaar, midden de periode waarin de aardbol de geneugten van lsd en vrije liefde exploreerde, huwde Roman Polanski met Sharon Tate. Ze waren op slag hét jetsetkoppel bij uitstek. Ze leefden meer in hotels dan in hun huis in Hollywood. Tate & Polanski gingen clubben in Londen met de Beatles en de Stones. In Los Angeles werden ze vaak gezien met Roger Vadim, met Jane Fonda, met Warren Beatty. Op de dag dat ie werd vermoord, lunchte Robert Kennedy met... inderdaad.



Waarna ook bij het koppel-Polanski magere Hein op de meest notoire manier mogelijk toesloeg. Op 9 augustus 1969 ontving Sharon Tate, meer pin-up dan actrice, een viertal gasten in hun huis aan 10050 Cielo Drive. Eén man en drie vrouwen, volgelingen van de satanische seriemoordenaar-goeroe Charles Manson, klommen het hek over. Ze kwamen het huis binnen, sleepten de messen, sneden er eerst de telefoonlijnen mee door en plantten ze daarna in de buiken van Tate en haar gasten. Tate's lichaam werd met een strop rond de nek de hoogte in gehesen. Met haar bloed schreven de Manson-familieleden het woord 'pig' op de muur. In hetzelfde huis zou Trent Reznor, latere producer van Marilyn Manson, in 1994 het Nine Inch Nails-album 'The Downward Spiral' opnemen, met nummers als 'Piggy' en 'March of the Pigs'.



De regisseur reageerde door zich als een gek op zijn job te storten. Zijn versie van 'Macbeth' (1972) moet de meest bloedovergoten Shakespeare- verfilming ooit zijn. In de jaren zeventig kende de Hollywoodfilm na moeilijke jaren een enorme heropleving. Polanski maakte daar met 'Chinatown' (1974) één van de beste bewijzen van. De noir-thriller waarin Jack Nicholson, John Huston en Faye Dunaway schitteren wordt met ondermeer de eerste twee 'Godfather'-films van Coppola en het werk van de jonge Scorsese als ultiem, tijdloos voorbeeld beschouwd van dit 'nieuwe Hollywood'. Latere films van Polanski omvatten nog historisch drama (Tess, 1979) en interessante thrillers (Frantic, 1988; Bitter Moon, 1992; Death and the Maiden, 1994), maar ook heel wat minder geslaagde (Le Locataire, 1976) en ronduit stupide films (Pirates, 1986; The Ninth Gate, 1999).



Polanski, die mid-jaren negentig Amerika werd uitgezet op beschuldiging van seks met een veertienjarige, leek vooral met laatstgenoemd Johnny Depp-'horror'vehikel -dat hij ook (mee-)schreef en produceerde- de benedenwaartse spiraal te zijn ingedoken. Drie jaar later triomfeerde de Pool op de Croisette en in de zalen. De Gouden Palm 2002 ging oververdiend naar 'The Pianist'. Polanski's eerste film die hij in Polen maakte sinds 'Knife in the Water' is, meer dan Schindler's List, het meest persoonlijke, aangrijpende, humane en hoopvolle holocaust-relaas dat tot heden op pellicule is verschenen.



Verwacht geen Hollywoodbombast. Bij de verfilming van dit waar gebeurd verhaal werd voor de zware protagonistenrol de relatief onbekende Adrien Brody ('Summer of Sam', 'Bread and Roses', 'The Thin Red Line') gekozen. De acteur levert een briljante prestatie af bij het neerzetten van de zes jaar waarvan Szpilman het merendeel ondergedoken, het vroegere deel in het jodenghetto doorbracht. Het verhaal loopt chronologisch van 1939 tot 1945 en wordt klassiek in beeld gezet. 'The Pianist' zoemt -in kleur- eerder in op enkele personen dan op de smartelijke massa. Het melodrama, uiteraard volop aanwezig bij Spielberg, wordt hier absoluut geschuwd. Polanski voorziet ons van zoveel, zowel hartverscheurende als hartverwarmende details, dat die 'gewone' aanpak de meest respectvolle en de enige juiste blijkt.



De briljante pianist Szpilman wordt met zijn gezin naar het ghetto van Warschau verhuisd, enkele wijken waarin 360.000 'jodenhonden' worden samengestouwd. De Duitse bezetter bouwt een uur muur rond de huizenblokken en spant de prikkeldraad. Terwijl de joden al in het ghetto worden uitgemoord, begint de deportatie. Szpilman kan ontsnappen en gaat met de overgebleven Joden aan de slag in de Warschause werkkampen. Ook daar raakt hij weg. De overige jaren leeft hij ondergedoken, steeds verhuizend van schuilplaats naar schuilplaats, met steeds minder voedsel en steeds minder vooruitzichten.



De zwijgzame Szpilman evolueert van klassevol muzikant tot levend lijk maar verliest nooit zijn overlevingsdrang. Door de jaren heen wordt hij geholpen door mede-slachtoffers maar ook door collaborateurs en door Duitsers. Sommige Joden organiseren het verzet, anderen maken misbruik van de horror die zich rondom hen afspeelt. Szpilman zal uiteindelijk overleven door zijn muziek. De meeste van zijn ghettogenoten hebben dat geluk niet. We huiveren als we de Duitsers bij het begin een stokoude man met rolstoel en al het raam uit zien kieperen, en de man -head first- de straatstenen zien raken. Als we de radeloosheid zien die zich steeds meer meester maakt van Joden, die beseffen dat ze worden uitgeroeid. Als we de opgetutte dame zien die in de overvolle straten over lijken strompelt en tegen beter weten in haar man

zoekt: "if you see him, please write to me". Als we zien hoe de trotse oudere generatie, waaronder Szpilmans vader, zich nog probeert te verzetten terwijl ze de doodstrein op wordt geduwd.



In het werkkamp heeft Szpilman het geluk niet tot die Joden te horen die at random worden afgeknald. Als hij het kamp ontsnapt, kan hij ook rekenen op enkele niet-joodse Poolse vrienden. Daaronder bevinden zich echter ook lijkenpikkers die puur op eigen verrijking uitzijn. A la guerre comme a la guerre... Zeker de laatste drie kwartier, waarbij Szpilman zich in het volledig verwoeste ghetto terugtrekt en hij compleet uitgeput, op verschillende manieren voor zijn leven moet vechten, zijn adembenemend. Het laatste uur van de film is qua verloop van het verhaal, qua spanning en qua beeld hallucinant.



Het zou zonde zijn hier verder in te gaan op de vele details die 'The Pianist' zo mooi maken. We volstaan te zeggen dat het één brok pure, schitterende cinema is. We vragen beleefd: overwin uw tegenzin om het loodzware thema en zie deze film. Polanski heeft zichzelf overtroffen. Als dit geen verplicht kijkvoer wordt op de middelbare scholen, dan weten we het ook niet meer.

Jan Sulmont Helemaal (niet) akkoord? Lees de

Let op: wanneer u verder gaat zit de kans er dik in dat het einde van de film verklapt wordt met alle gevolgen voor uw filmervaring vandien.

ik wil mijn pret bedorven zien

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het is 1945. Szpilman leeft nog nauwelijks als ie zich in het compleet kaputte ghetto -die beelden!- schuilhoudt. Nadat hij een hallucinante vlucht voor de kogels moet voeren, houdt hij zich schuil op de zolder van wat ooit een huis was. Hij wordt er ontdekt door een Duitse bevelhebber. Die gelooft niet dat het levend lijk (met haren en baard als een oermens) een pianist is. Szpilman krijgt zijn verwrongen vingers in de plooi en speelt een stuk Chopin dat van het meest ontroerende uit de historiek van de cinema moet zijn. De Duitser, bewust dat zijn landgenoten het moeten afleggen tegen de geallieerden, bezorgt hem zijn vest, brood en dekens: hij laat de pianist zitten waar hij zit. Enkele weken later arriveren de geallieerden en moet Szpilman nog rennen voor zijn leven omdat zij door de vest denken dat hij een Duitser is. Hij overleeft, weeral, en neemt de draad weer op waar die begon: hij speelt piano op de radio en verzacht zo het gemoed van het door horror bezochte Polen. De Duitse officier smeekt nog om zijn hulp, maar die kan Szpilman onwillekeurig niet meer geven. Based on a true story.