Drie maal Frank Henenlotter

In de jaren tachtig en begin jaren negentig vierden de trashy B-films hoogtij. En dan hebben we het niet enkel over de pulpy actiefilms uit de Cannon-stal maar vooral ook over goedkope horror(komedies) met klinkende namen als Street Trash, Evil Dead, They Live! en Maniac Cop. Regisseurs als John Carpenter, Brain Yuzna, Sam Raimi en William Lustig beleefden in deze periode hun hoogdagen. De minder bekende Frank Henenlotter behoort tot diezelfde lichting en was dit jaar de eregast op het Offscreen filmfestival.

Henenlotter vond de inspiratie voor zijn films in de (s)exploitationcinema uit de jaren zestig en zeventig, die hij zag in een bioscoop op de befaamde 42nd Street in New York (veel van zijn films spelen zich hier trouwens af). Met That’s sexploitation! en Herschell Gordon Lewis: The Godfather of Gore maakte hij enkele jaren geleden zelfs twee documentaires over zijn geliefde genre. Maar Henenlotter verwierf zijn status als cultregisseur vooral door drie welbepaalde films: Basket Case, Brain Damage en Frankenhooker.

Deze low-budget producties zijn een ode aan de grindhouse cinema. Maar net als zijn tijdgenoten is Henenlotter zich bewust van het absurde karakter van dit soort films en speelt hij open kaart wat de humor betreft. Bovendien zijn deze films niet alleen in sfeer en productiewaarden een kind van hun tijd, ze hielden de maatschappij ook een spiegel voor.

What’s in the basket?

Henenlotter debuteerde in 1982 met het heerlijk foute Basket Case. In deze film maken we kennis met de Siamese tweeling Duane en Belial Bradley. Kleine nuance: Belial is een misvormde klomp vlees en houdt zich schuil in de mand van Duane. Samen zakken ze af naar New York om wraak te nemen op de dokters die Duane en Belial gescheiden hebben. Ondertussen gunt Henenlotter ons ook nog eens een blik op het probleem van de stedelijke eenzaamheid in grootsteden als New York.

Hoewel hij als regisseur duidelijk nog heel wat te leren had, schotelt Henenlotter ons enkele zeer memorabele momenten voor. Zoals wanneer Belial, intussen met roodgloeiende ogen, de vriendin van Duane penetreert of misschien wel het ultieme scream queen-moment: de vrouwelijke dokter, wiens gezicht doorboord is met scalpeermessen, die naar de camera schreeuwt. Later volgden twee minder geliefde sequels waarin Belial soortgelijke freaks ontmoet en zelfs een vrouw en kinderen krijgt!

I need it!

De Faustlegende, een drolvormige parasiet en drugs. Dat waren de ingrediënten voor Henenlotters tweede film, Brain Damage. Hij schreef de film in een periode dat hij afkickte van cocaïne en het goedje dat de parasiet Alymer in het hersenen van onze protagonist Brian spuit, is duidelijk een metafoor voor druggebruik. Alymer bezorgt Brian dan wel een euforisch gevoel, maar het wezentje eet niets liever dan menselijke hersenen.

Verder krijgen we enkele heerlijk trashy scènes, een memorabele booswicht (geniaal moment: Alymer zingt Elmer’s tune terwijl Brian cold turkey gaat) en een weinig subtiele cameo van Duane en Belial uit Basket Case. Lees hier onze recensie van Brain Damage

Wanna have some fun?

Henenotter kwam de jaren  negentig binnengewandeld met maar liefst twee films. Naast Basket Case 2 bracht hij dat jaar ook zijn versie van het Frankensteinverhaal. Alleen brengt hij het hier naar New York in het pre-Giuliani tijdperk van crack en straatprostitutie. In Frankenhooker maken we kennis met Jeffrey, een elektricien en medisch student wiens verloofde stierf door een grasmaaier. Om haar opnieuw tot leven te wekken bedenkt hij het geniale plan om het ideale lichaam te zoeken bij de straatmadeliefjes van New York.

Met Frankenhooker gaat Henenlotter de pure sexploitationtoer op. Naakte borsten en billen komen weelderig in beeld en tijdens de finale van de film is Frankenhooker even grotesk als Basket Case en Brain Damage. De film weet zich ondanks een trage start ook stand te houden door de absurde humor. Zo houdt Jeffrey een romantisch diner met het hoofd van Elizabeth, boort hij met een drilboor in zijn hersenen om ze te stimuleren en zijn de scènes met de stuiptrekkende gereanimeerde Elizabeth ronduit hilarisch.

Na de eeuwwisseling maakte Henenlotter nog twee fictiefilms, het minder goed onthaalde Bad Biology en vorig jaar de komedie Chasing Banksy die zich afspeelt in de kunstwereld van New York. Maar het is vooral de hierboven besproken filmtrio die in het collectieve geheugen zullen blijven. Niet zozeer als grote kunst, maar wel als ideaal filmvoer voor liefhebbers van die heerlijk foute jaren tachtig B-films. 

 

Jeroen Van Rossem