Bert op het IFFR

Het is koud wanneer we vertrekken. Het is maandag en veel te vroeg en het regent. De trein rijdt over een stuk zee en we kijken naar Not Waving But Drowning, de Vlaamse documentaire van Elias Grootaers over vluchtelingen, beslotenheid en golven en meeuwen. In Rotterdam stopt de zee niet en het water loopt dwars door onze schoenen om nieuwe plassen te vormen. De Doelen is de centrale plaats van het Internationale Film Festival van Rotterdam (IFFR), van 26 januari tot 6 februari 2010.

Het is een gigantisch gebouw, waarvan de drie verdiepingen gevuld worden met filmliefhebbers, journalisten, regisseurs en iedereen die de draaideur overleeft. Beneden zijn er lange tafels waaraan iedereen wanordelijk plaatsneemt. Er is eten en drinken, er heerst een aangename drukte. De grote roltrap leidt je naar de verdieping van Cinemart, de coproductiemarkt van het festival. 33 van de 440 ingestuurde projecten werden vooraf geselecteerd en de makers worden gekoppeld aan potentiële distributeurs, sales agents en coproducenten. Vier dagen lang hebben ze afspraken waarin ze hun film-in-ontwikkeling persoonlijk voorstellen, met als doel bijkomende financiering te vinden. Patrice Toye is met haar nieuwe film Erased een van de deelnemers. In de wandelgangen krijgen we ook de eerste beelden te zien van 22 mei, de nieuwe film van Koen Mortier. We zijn omvergeblazen, op zoveel mogelijke manieren.

Maandagvoormiddag volgen we een presentatie over de Europese subsidies van MEDIA en Eurimage. Er volgt een semi-hevige discussie met als onderwerp 'Nederland als coproductieland'. In de namiddag gaat het over nieuwe media, of zoiets. De tocht naar de Belgische receptie in het Hiltonhotel op het Hofplein gaat gepaard met herinneringen aan Monopolie; we krijgen zin om een hotel te kopen en onze medespelers te ruïneren.

Twee dagen erna keren we terug. Het panelgesprek van Studium Generale op woensdag houdt ons in de ban. Wat is de rol van nieuwe media in filmfestivals? Er worden drie stellingen gemaakt: feed the tiger, kill the tiger, trust the tiger - refererend aan het huisdier van het IFFR. Krijgt de consument, in tijden van online mogelijkheden en macht, een actieve rol in het filmfestival ? should we feed the tiger? Of meer nog, is het concept van filmfestivals achterhaald en is er geen nood meer aan instanties die selecteren in onze plaats - kill the tiger? Of omgekeerd, moeten we de tijger blijven vertrouwen in zijn functie, met de kijker als passieve eindconsument - trust the tiger? Het levert een boeiend gesprek op tussen de organisator van het Nederlands Online Film Festival (NOFF), een e-marketeer, een academica en een van de managers van het IFFR zelf. Consensus is dat er meer ruimte kan gelaten worden voor de consument, door van ons bijvoorbeeld een co-producent te maken - zoals Cinema Reloaded op het IFFR -, door open online jureringen, door mobiele applicaties en interactieve evenementen; dit alles als aanvulling op de klassieke formule van een filmfestival.

We houden het ook klassiek woensdagavond. Als een traditionele consument gaan we een cinemazaal binnen om ons zonder interactie en zonder macht over te leveren aan een film. Police, Adjective is een Roemeense film van Corneliu Porumboiu over een politieagent met een bijzonder engagement in zijn onderzoek naar drughandel bij enkele studenten. Het politieke verwerkingsproces van de Roemenen is duidelijk nog niet afgelopen, want Police, Adjective vist uit dezelfde poel van post-communistische gevoelens als 4 Months, 3 Weeks and 2 Days en The Death of Mr Lazarescu. Het hoofdpersonage is opnieuw een cowboy tegen de bureaucratie, die zich weigert over te geven aan de systematische rigiditeit en de subtiele onderdrukking van de samenleving. Dit keer krijgt een agent af te rekenen met ondoorzichtige communicatie, een weinig ondersteunende omgeving en een dogmatische baas, maar desondanks zet hij zijn zoektocht naar de waarheid verder. Origineel is dat de filmmaker ook de rol van het hoofdpersonage ondervraagt en soms zelfs in het belachelijke trekt. Zijn manier van onderzoek -  schaduwen doet hij door achter een brede paal te schuilen - is immers bedenkelijk en de intriges die hij aan het licht brengt, lijken amper het navertellen waard. Desondanks ga je als kijker mee in zijn engagement, misschien omdat het simpelweg een beter alternatief is dan het volgzame en stugge gedrag van de rest. Dat contrast maakt van Police, Adjectiv, naast een psychologisch ongemeen spannende film, ook een droge en satirische komedie.

Terug buiten lijkt de wereld het tegenovergestelde van de verroeste ijzeren kasten-mentaliteit uit Police, Adjective. Zelfs winkels zijn omgeslagen tot open, experimentele ontmoetingsplaatsen. In de conceptuele Break Even Store draait het niet om winst, maar om interactie, verrassing en discussie. Artiesten stellen hun eigen werk rechtstreeks aan de klant voor en in de rekken liggen zeldzame boeken en dvd's aan een schappelijke prijs. Op een tafel in het midden van de kleine ruimte ligt een stapel boeken met als titel STEAL THIS BOOK. Als we gehoorzamen, zijn we dan bezig met het vertrouwen, voederen of doden van de tijger? Kunnen winkeleigenaars ons achteraf van diefstal betichten en zou een uitleg over een tijger op niks meer slaan? Op het einde van de dag zijn we blij met onze misdaad, want het staat in het teken van verandering, van stelen en gratis aanbieden, zoals de beweging van golven die ons naar huis zwaait.

 

Bert Lesaffer